Dienst
17 na Trinitatis 30 september 2007 Heusden Gereformeerde kerk.
Organist: Henk Biesheuvel. Ruim twintig mensen in de kerk.
Voorbereiding
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)
Orgelspel
Introïtus: Binnenkomst dienstdoend ouderling,
diaken en predikant
Mededelingen en welkom door de ouderling. Hij eindigt met: Na ‘t aansteken der
altaarkaarsen zingen wij psalm 65: 1, 2, 6.
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan en geeft de voorganger een
hand.
Gemeente gaat staan
Introïtuspsalm: psalm 65: 1, 2, 6
Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Amen
Moment van Stilte
Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft
De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren.
Gemeente gaat zitten
Verootmoediging:
Wij vragen u Heer, vergeef ons al wat
wij misdeden.
En laat ons weer in vrede leven.
Amen
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat
ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Ontferming en Genadeverkondiging
Kyriëgebed
Vanwege alle pijn,
bij mensen groot en klein,
Heer, wil bij ons zijn
Vanwege groot verdriet,
Gij zijt toch die het ziet,
Heer, vergeet ons niet.
Vanwege zoveel nood,
in het klein en in het groot,
Heer, verjaag de dood.
Laat ons de Heer om ontferming aanroepen, want Zijn barmhartigheid kent geen
grenzen, en laten we daarom niet alleen Kyrië zingen, maar ook Gloria!
Dienst van
het Woord
Lied om verlichting door de Heilige Geest
bij de opening van het woord: gezang 456:2 = Lied 415:2
Als er Kindernevendienst
is, vertrekken de kinderen nu naar hun eigen ruimte. Ze nemen hun kaars mee, die
wordt aangestoken aan de Paaskaars.
Lezing uit het Oude
Testament: Amos 6: 1 – 10 NB
Amos leeft in woelige tijden en namens God verwijt hij de overheid dat ze
niet alert en niet bezorgd zijn… De omgevende landen zijn al ingenomen door de
vijanden uit het Noorden, Kalnee, en het grote Chama, Gat zelfs..
Maar ook het gebied van Efraïm en Menasse is gevallen.
We lezen:
1 Wee de zorgelozen
op Sion, en wie zich veilig wanen op de
berg van Samaria,– ooit
zijn zij aangemerkt als het eerste
onder de volken, tot wie allen zouden komen, het
huis van Israël!
2 Steekt over naar Kalnee
en ziet,
gaat van daar naar Chamat Raba,–
en daalt af naar Gat van de Filistijnen:
zal het u beter gaan dan deze
koninkrijken,
of is uw gebied groter dan hun
gebied?–
3 u die zich verre houdt van
een dag vol kwaad,–
maar een jaar vol geweld dichterbij
brengt!
4 Die neerliggen
op bedden van ivoor
en rondhangen op hun banken;
die van het wolvee de lammeren opeten
en midden uit de stal de kalveren,
5 die wat pingelen bij de
mond van de luit:
als waren ze David
hebben ze zich een zanginstrument uitgedacht,
6 die sprenkelbekkens
vol wijn drinken
en met het eerste van oliën zich
zalven,–
hebben om Jozefs verbreking zich nooit
bekommerd!
7 Daarom worden ze nu
in ballingschap gevoerd in een kopgroep
van ballingen,–
en wijken zal het geroezemoes van wie het zo breed lieten
hangen!
•
8 Gezworen
heeft mijn Heer, de ENE,
bij Zijn ziel,
is de tijding van de ENE, de God van de heirscharen:
Ik verafschuw Jakobs hoogmoed
en zijn paleizen haat Ik;
uitleveren zal Ik zo’n stad en haar volheid!
9 Geschieden zal het:
al blijven er maar tien mannen over in één huis, ook zij zullen sterven.
10. Tilt iemands oom hem op, die hem moet verbranden
en beenderen het huis uit brengen,
en zal hij zeggen tot wie in de heup van het huis is:
nog iemand bij jou?– zeggen zal die dan: afgelopen!–
en zeggen zal hij: stil!,
want niemand meer zal
de naam van de ENE in gedachten brengen.
Tot hier toe de lezing…
Maar de
Psalmist roept het uit: Halleluja! Wie de Heer vrezen: vertrouw op de Heer! Hun hulp is Hij en
hun schild. (psalm 115:1) Halleluja!
Epistellezing
Jacobus 1:12
Jacobus schrijft aan de gemeenten in de vervolging over de beproevingen om
Jezus’ wil, en we willen vandaag vasthouden wat hij schrijft in vers 12:
12 Gelukkig
is de mens die in de beproeving staande
blijft. Want wie de proef doorstaat,
ontvangt als lauwerkrans het leven,
zoals God heeft beloofd aan iedereen die
Hem liefheeft.
Wij zingen als loflied: Gezang: 111:1-4 Een stem die niemand stuit hoor ik ...
Gemeente gaat staan
Evangelielezing: Lucas 16: 19 – 31 NBV
Een gelijkenis om de Farizeeën en priesters op hun plaats te zetten…
19
Er was eens een rijke man die gewoon was
zich te kleden in purperen gewaden en fijn
linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde.
20 Een bedelaar
die Lazarus heette, lag voor de poort
van zijn huis, overdekt met zweren.
21 Hij hoopte zijn maag te
vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden
aanlopen, die zijn zweren likten.
22 Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen
weggedragen om aan Abrahams hart
te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven.
23 Toen hij in het dodenrijk,
waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte
Abraham met Lazarus
aan zijn zijde.
24 Hij riep: “Vader Abraham,
heb medelijden met mij en stuur Lazarus
naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water
dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik
lijd pijn in deze vlammen.”
25 Maar Abraham zei: “Kind,
bedenk wel dat jij je deel van het
goede al tijdens je leven hebt ontvangen,
terwijl Lazarus niets dan ongeluk
heeft gekend; nu vindt hij hier troost,
maar lijd jij pijn.
26 Bovendien ligt er een
wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan
dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan
oversteken.”
27 Toen
zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat
u hem naar het huis van mijn vader stuurt,
28 want ik heb nog vijf
broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet
net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.”
29 Abraham
zei: “Ze hebben Mozes en de profeten:
laten ze naar hen luisteren!”
30 De rijke man zei: “Nee,
vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze
tot inkeer komen.”
31 Maar Abraham zei: “Als ze niet
naar Mozes en de profeten
luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood
opstaat.”’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan
geven!
Gemeente gaat zitten
Tijd voor een spetterend loflied: gezang 320. = lied 98
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS
CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve mensen, mensen waar God van houdt,
De politici krijgen er wel van langs, vandaag in de lezingen.
Zowel de politici in de dagen van Amos, als
die in de dagen van Jezus.
Nu maken ze het er ook wel naar.
De stammen Efraïm en Menasse
zijn al ten slachtoffer gevallen van de expansiedrift
van het Babylonische rijk, en nog meer delen van het Noordrijk,
maar in Jeruzalem
denken ze dat het hun tijd wel duren zal, en dat zij veilig
zijn. Menasse en Efraïm,
de zonen van Jozef, u weet het, dat ligt zo
ver weg… ze voelen zich er niet meer bij betrokken,
en omdat ze geen hulpactie hebben
ondernomen, omdat ze een dag vol kwaad hebben
willen vermijden, met andere woorden: omdat ze de wapens niet op
hebben willen nemen toen hun broeders werden bedreigd,
krijgen ze heel veel keer zoveel geweld
over zich heen. Hier is niet letterlijk sprake van dag en jaar,
maar het is een woordspel. Joom rang,
letterlijk een dag van kwaad, is ook gewoon: een slechte tijd. Het woord Joom
dat dag betekent, staat ook voor een langere tijd, en
betekent dan gewoon een onbepaalde tijd die wel te overzien is. Die
hebben ze willen vermijden, en nu
krijgen ze een hele lange tijd van geweld
over zich heen.
Omdat ze hun plicht naar de broeders van het volk en
naar God toe hebben verzaakt.
Ze hangen maar rond in hun paleizen,
verbeelden zich heel wat te zijn, en ze irriteren
God eindeloos.
Hij heeft er genoeg van, en ze gaan
straks als eersten in ballingschap. Het
wordt ze hier aangezegd.
Ze kúnnen zich nog bekeren, maar we weten
uit de geschiedenis dat de sociale bovenlaag van Juda en omgeving
inderdaad als eerste wordt weggevoerd.
Het volk krijgt nog een tweede kans, maar ook zij grijpen die niet
aan, zodat uiteindelijk ook de middenklasse
in ballingschap wordt gebracht, en er zelfs niet of nauwelijks arme
mensen overblijven.
Het wordt griezelig stil in het Beloofde
Land, en de Naam van de Aanwezige, de Ene, de God van
Abraham, Izaäk en Jacob, wordt zelfs
niet meer genoemd in het land der belofte….
Dat komt omdat Gods beloften altijd zijn voorzien
van een mits en een maar. We hebben daar wel eerder over gesproken:
God houdt onvoorwaardelijk van ieder van ons, maar
Zijn beloften zijn extra, daar moeten we iets voor doen.
Nu valt dat op zich wel mee: Houd
van God met heel je wezen en je aandacht
en van je naaste als van jezelf, dàt is
wat van ons gevraagd wordt, maar dat is toch
voor veel mensen kennelijk nog te veel van het goede.
En het ís natuurlijk wel zo, dat het betekent dat je niet maar kunt doen
waar je zin in hebt, maar dat je rekening moet houden met anderen.
Met God, en met elkaar.
Een van de eerste dingen die onze kinderen
moeten leren als ze een jaar oud zijn is: rekening houden
met broertjes en zusjes, met de kinderen
op de crèche, die altijd met hetzelfde
speelgoed willen spelen, rekening houden met je ouders,
en rekening houden met andere mensen. Langzaam
leert het kind dat het niet het middelpunt van het universum
is, maar dat het universum bestaat uit een heleboel kleine
puntjes waarvan hij er maar een
is.
Mensen die dat niet leren, zijn en blijven,
ongeacht hun
leeftijd, kinderen, en gedragen
zich kinderachtig.
Zo’n rijke man die iedere dag maar feest
viert, is in feite een grote kleuter. Hij is een niemand,
heeft in Jezus’ verhaal
niet eens een naam. Die heeft hij niet nodig, want hij fungeert
niet als mens.
Zelfs na zijn dood denkt hij nog steeds
allereerst aan zichzelf, en is de bedelaar,
die hij wel bij name kent, voor
hem nog steeds een gebruiksvoorwerp.
Laat hij een druppel water brengen, om zijn tong
te verkoelen… hij zoekt nog steeds naar
oppervlakkig genot, naar hier
en nu bevrediging van zijn behoeften.
Nu is het toch wel een aardige man,
want als dat niet kan, dan moet Lazarus toch maar even zijn fijne
plaatsje aan Abrahams hart opgeven om naar het ouderlijk huis te
gaan, en de broers te waarschuwen. Leuk
voor de broers, maar zijn visie op Lazarus
is niet veranderd. Hij heeft kennelijk niet
begrepen dat hij zelf ergens schuldig
aan is. Dat hij Lazarus, zijn broeder in de Heer, heeft verwaarloosd,
dat hij over hem heeft heengekeken, iedere
keer als hij het huis
in- of uitging.
Hij ziet het niet, en hij voelt zich er niet schuldig
over. En daarom is de kloof niet
te overbruggen.
Lazarus heeft de kloof
overbrugd tussen diepste ellende,
en grote heerlijkheid. Niet zelf,
maar na zijn dood kwamen engelen, en namen hem op. Daarmee
wordt hij bijna op één rij met Henoch, Elia
en Mozes gesteld, alleen gingen die niet eerst
dood.
Lazarus heeft geen leven gehad, maar wel
een naam.
Die naam betekent: God
helpt.
Mijn man en ik grapten van de week, toen we er even over spraken:
Nou, als God je in je leven zó helpt….!
Want zo aangenaam was het leven van Lazarus niet.
Maar misschien zijn wij wel te veel aangestoken door het lui-en-lekker-virus
waar het oude Israël last van had, en dat mensen doet denken
dat het leven vooral aangenaam moet wezen. God
houdt van ons, en dus hebben we recht op al het goede,
denken we.
Maar in de psalmen wordt er al gesputterd, dat de vrome
soms problemen heeft, terwijl de losbol
er vrolijk op los leeft.
En ik las donderdag de tekst uit: Johannes 15: 2
‘Elke rank aan Mij
die geen vrucht draagt, plukt God af,
en elke rank van Mij die vrucht draagt, snoeit
Hij, opdat die méér vrucht
draagt.’
Dat betekent: er is geen leven, waarin niet gesnoeid wordt.
Wij moeten en mogen verwachten
dat er pijn zal zijn, in ons leven, verlies,
gemis... Dat ons leven beperkingen zal hebben, die wij niet
gewild hebben.
En zó is God ons genadig.
Wonderlijk zijn Zijn wegen. En door
die genadige pijn heen, krijgen wij de gelegenheid
om te groeien, om toe te groeien naar de
mens, die wij in diepste wezen kunnen worden.
Zo voeden wij ook onze kinderen op, als het goed is.
We zeggen: dit mag niet, dat
moet wel, in de hoop
dat ze leren samenleven, en zo gelukkig
kunnen zijn.
En als we verder kijken in het verhaal, dan zien we dat die naam: Lazarus,
God helpt, misschien nog niet zo gek gevonden is, want kennelijk
heeft God de arme bedelaar geholpen in diens
leven, geholpen om het geloof niet te verliezen,
zijn bestaan niet te vervloeken, zijn Schepper
te blijven eren, ook al waren
de omstandigheden hónds moeilijk.
God helpt om in de beproevingen staande
te blijven.
Beproevingen die het leven in verschillende vormen
meebrengt. Gezondheid, ziekte,
armoede, rijkdom,
want dat kan ook een beproeving zijn, vrijheid,
onmogelijkheden, noem maar op, en nooit
kijkt God hoe ver we het hebben geschopt,
ook niet op de geestelijke ladder,
maar wel hoe we hebben geleefd, en
of we een naaste zijn voor de mensen om ons heen.
We lazen die éne zin uit de brief van Jacobus: Gelukkig
is de mens die in de beproeving staande
blijft. Want wie de proef doorstaat,
ontvangt als lauwerkrans het leven,
zoals God heeft beloofd aan iedereen die
Hem liefheeft.
Misschien heeft het eeuwig leven niet
de vorm dat we bij Abraham op schoot zitten, of met zijn allen aan
een lange tafel feest vieren en kijken
naar de arme drommels die het niet gehaald
hebben, het is maar een beeld dat Jezus
gebruikt om de mensen van Zijn tijd te schetsen wat
voor een heerlijkheid er voor de gelovige
is weggelegd in Gods plannen. Maar het
zal góéd zijn!
Paulus gebruikt met zijn lauwerkrans
een sportiever beeld, maar evenzeer een beeld.
Wie de proef doorstaat wint goud op de Olympische Spelen. Daar
staat die lauwerkrans voor.
En dat betekent natuurlijk ook: heel
hard werken, oefenen tot je er bij neer valt, en zeker niet
bij de pakken neerzitten als het tegenvalt.
Dat is geen lui-en-lekker leven, maar geeft wel een immense voldoening.
Dat is het soort leven dat God
óók nu en hier al voor ons heeft
bedoeld. Een leven om van te genieten op een manier die voor iedereen
goed is, en opbouwt, een manier die bijdraagt
aan een samenleving, waarin het leven
van de zwakke is gewaarborgd, en waar zorg
is voor de arme. Waar de rijke kan delen,
en waar de ander zich zo gerespecteerd
weet, dat hij met open handen kan ontvangen,
zonder zijn en haar gevoel van eigenwaarde
te verliezen…
Dat is een samenleving waarvan we er nog niet helemaal in geslaagd
zijn die te realiseren, een samenleving waar we
naar op weg zijn, een samenleving waarop we oefenen kunnen,
allereerst hier in de gemeente, in de kerk.
Het gaat wel eens mis, helaas, maar God
weet dat we het proberen. En we mogen iedere
zondag komen en schuld belijden, vergeven worden, elkaar
bemoedigen, en met nieuwe
moed verder gaan.
Zo blijven we staande in de verschillende beproevingen
van ons leven, door Gods genade.
Want God helpt ons, U en mij. Zo kunnen we verder:
in de Naam van de Vader en de Zoon, en de Heilige Geest. Amen.
Orgelspel
Antwoordlied: 463 = Lied 836
Dienst van Gebeden en Gaven
Geloofsbelijdenis (laten we er bij gaan staan)
Ik geloof in God, de Vader: de almacht van de Liefde.
Hij is de schepper van hemel en aarde;
van heel deze ruimte met al zijn geheimen;
van heel deze wereld waarop wij leven.
Hij kent ons van eeuwigheid,
nooit vergeet Hij dat wij uit het stof van de aarde gemaakt zijn.
En ik geloof in Jezus Christus,
de eniggeboren Zoon van God,
vóór alle tijd uit de Vader geboren.
Hij heeft, uit liefde voor ons,
willen delen in onze geschiedenis, ons bestaan.
Ik geloof dat God ook op menselijke wijze
God-voor-ons heeft willen zijn.
Ja, Hij heeft als mens onder ons gewoond,
een licht dat scheen in de duisternis.
Maar de duisternis heeft Hem niet begrepen.
Wij hebben Hem aan het kruis geslagen,
en Hij is gestorven en begraven.
Maar Hij vertrouwde op Gods laatste woord, en Hij is verrezen,
zeggend dat Hij ons een plaats zal bereiden
in het huis van Zijn Vader - waar Hij nu woont.
En ik geloof in de Heilige Geest,
die Heer is en het leven geeft.
Wanneer er profeten onder ons zijn
is Hij het die hun vuur geeft en taal.
Ik geloof dat mensen samen op weg zijn,
pelgrims, geroepen uit de verstrooiing
om één heilig volk van God te worden.
Want ik belijd de bevrijding uit zonden
en kracht tot liefde.
En ik geloof in het eeuwig leven,
in de liefde die sterker is dan de dood.
Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Ik geloof dat ik hopen mag
op een leven met God en met elkaar - tot in eeuwigheid;
Glorie voor God, en voor mensen vrede.
Amen.
(tekst: E. Schillebeeckx)
Liefde is blij zijn. (nr 14) tt 198
Alles
wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door te
geven, om met velen te delen
en er zo van te
genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte.
Nu
eerst de Collecte voor de kerk.
Inzameling van de gaven
Dankgebed en smeking over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen
wat we hier bij elkaar hebben gebracht,
zodat het is tot eer van Uw
Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid
en liefde uitdrukt, door Jezus Christus, onze
Heer. Amen
Voorbeden. Wij bidden voor mijnheer Mulder die in
het ziekenhuis ligt met een (dubbele) longontsteking, en voor een Marokkaans
meisje, Shaharazade genaamd, wier moeder gisteravond met mij in de bus zat toen
we uit het ziekenhuis kwamen. Een geweldige vrouw, die moeder, en ik heb beloofd
dat we vandaag in de kerk voor haar dochter zouden bidden. Gedenkt U ook haar
a.u.b. in uw gebeden...
Lieve God, wij danken U voor dit land waarin wij redelijk veilig zijn. Wij
bidden U voor onze overheid, voor alle politici en kerkleiders, waar ook ter
wereld. Dat zij telkens weer mogen luisteren naar wat Uw Heilige Geest ze
influistert. Dat U ze blijft sturen en leiden door Haar Gaven. Zo bidden wij:
Heer,
ontferm U.
Lieve
God, wij danken U voor de vele goede kanten van onze samenleving, voor scholing
en zorg, voor steun en goede raad, voor mensen die meeleven en meedenken.
Wij bidden U voor al die mensen die hun leven in dienst van anderen stellen.
Geef hen Uw wijsheid en genade, liefde en aandacht, opdat ze die kunnen
gebruiken om de armen en eenvoudigen, de kansarmen en de ongeletterden, zieken
en ouderen, vertrouwen en zelfvertrouwen te geven.
Zo bidden wij:
Heer,
ontferm U.
Lieve
God, wij danken U voor hen die ons hebben geleerd te leven in het licht van Uw
aanschijn.
Voor onze ouders, voor leraren en juffen, voor vrienden en zussen, voor al
diegenen die onze naasten wilden zijn, en wij bidden U: help ons alle goede dingen die we
leerden en nog mogen leren door te geven aan de kinderen in onze omgeving, aan
de kinderen die U ons als gemeente hebt toevertrouwd, en voor allen met wie we
mogen samenleven tot Uw eer. Zo bidden wij:
Heer,
ontferm U.
Lieve God, wij danken U dat U van ons houdt.
Dat maakt dat we durven bidden voor onszelf.
Voor het wankele geloof, om ons gebrekkige geduld, om de angst dat we niet
staande blijven in de beproevingen waar we tegen op zien: ouderdom, ziekte,
eenzaamheid, liefdeloosheid.
Wij bidden U voor de zieken van deze gemeente, voor mijnheer Mulder in het
bijzonder, dat U hem wilt genezen en daarna doen aansterkten, voor zijn familie
ook. En wij bidden U voor Shaharazade, dat U de wond in haar leven wilt helen en
genezen, en haar voet weer stevige grond wilt geven, zodat ze verder kant. Voor
hen allen en voor ons willen wij U vragen om de goede gaven van Uw
Heilige Geest, dat die ons sterken en leiden in heel ons leven. Ieder van ons,
en ieder die met ons is verbonden. Wij bidden U ook voor het volk van Israël
dat Sukkoth viert, en voor de mensen van de Islam, die hun vastentijd beleven.
Wil hen allen daarin zegenen opdat hun geloof wordt versterkt, en hun ziel geïnspireerd
door Uw Heilige Geest. Zo bidden wij:
Heer,
ontferm U.
Stil
gebed
In de stilte van dit huis, in de stilte van dit uur leggen we de dingen voor U
neer die onze gedachten beheersen, die ons van U afleiden, en we vragen er Uw
zegen over….
Wij loven en danken U met Hem die ons leerde bidden:
Onze Vader in de hemel, laat Uw Naam geheiligd worden,
Laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig
was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Gemeente staat op
Slotlied gezang 73 = Lied 646
Uitzending en Zegen
Ga dan nu naar uw plaats in deze wereld,
als nieuwe mensen, met een naam, met nieuwe moed
en nieuwe mogelijkheden.
De Heer van dood
en leven,
de Moeder vol barmhartigheid,
schenkt ons allen overvloedig genade en liefde,
om Christus’ sterven
en opstanding.
In Zijn dood
sterft onze dood,
in Zijn Geest
mogen wij verder leven,
nu en altijd.
Amen.
..........................................................................................................
Zondag
15 na Trinitatis 16-9-
2007
in de Lutherse kerk te Zeist.
Organist Edwin
Fredriks, die het getal van 23 kerkgangers volmaakte. :-)
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de
Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Wij belijden voor de Almachtige God,
dat wij gezondigd hebben,
gezondigd, in gedachten, woorden en daden.
Het is onze schuld, onze eigen grote
schuld.
Daarom vragen wij God, de Almachtige,
de Barmhartige, zich over ons te ontfermen,
ons al onze zonden te vergeven
en ons te bevrijden van alles wat verkeerd is.
Amen
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
Amen!
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft aan het verderf
ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Ons introïtuslied is deze vijftiende zondag na Trinitatis lied 91 uit
Tussentijds. Het is de melodie van gezang 66!
Gij hebt met groot geduld Uw heerlijkheid onthuld...
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!
Zondagsgebed
Lieve God,
U bent de grond van ons bestaan, het doel van ons leven,
de adem waaruit wij ontstaan.
Schenk zo ons vluchtig
leven een fundament, in de Geest
van Jezus Christus onze Heer. Amen
Lezing OT Exodus 32: 7 – 14. Naardense bijbel.
Terwijl Mozes bij God op de berg is om de wet te vernemen, heeft het volk een
gouden kalf laten maken, want dat Mozes terug komt, daar gelooft bijna niemand
meer in…
7 De ENE
spreekt tot Mozes:
ga, daal af!–
want die gemeente van jou heeft het verdorven,
die jij hebt doen opklimmen uit het land van Egypte;
8 afgeweken zijn ze, met haast,
van de weg die Ik hen heb geboden,–
gemaakt hebben ze zich
een stierkalf van gietwerk;
ze buigen zich daarvoor, ze offeren daaraan
en zeggen:
dit zijn je goden, Israël,
die je hebben doen opklimmen
uit het land van Egypte!
9 Dan zegt de ENE
tot Mozes:
gezien heb Ik deze gemeente
en ziehier, een gemeente hard van nek is het!–
10 welnu, laat Me met rust,
dan kan Mijn toorn tegen hen losbranden en zal Ik
hen verteren;
en jou maak Ik tot een groot volk!
11 Dan zoekt Mozes de
zachtheid van
het aanschijn van de ENE, zijn God;
hij zegt:
waarom, ENE, zou Uw toorn losbranden tegen Uw
gemeente
die Gij hebt uitgeleid uit het land van Egypte
met grote kracht en sterke hand?–
12 waarom zouden zij van
Egypte zeggen
zeggend:
met kwade opzet
heeft Hij hen uitgeleid, om hen te vermoorden in de bergen
om een eind aan hen te maken
op het aanschijn van de bloedrode grond!–
keer U af van het branden van uw toorn
en heb berouw over het kwaad van Uw gemeente!–
13 denk toch
aan Abraham, aan Isaak en aan Israël, Uw dienaars,
aan wie Ge hebt gezworen
bij Uzelf
en tot wie Ge hebt gesproken:
talrijk maken zal ik jullie zaad
als de sterren des hemels;
en heel dit land waarvan Ik heb gezegd
‘Ik geef het aan uw zaad’
zullen ze geschonken krijgen voor eeuwig!
14 Dan krijgt Hij berouw, de ENE,
over het kwaad
dat Hij heeft uitgesproken om Zijn gemeente aan te doen.
Ons lied is psalm 116: 1, 2 en 3
Epistellezing: Hebreeën 11: 1 – 6 NBV
Over het geloof…
1 Het geloof
legt de grondslag voor alles waarop we hopen,
het overtuigt ons van de waarheid van
wat we niet zien.
Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen.
Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord
van God geordend is, dat dus het zichtbare
is ontstaan uit het niet–zichtbare.
4 Door zijn geloof had het offer
dat Abel aan God
bracht meer waarde dan dat van Kaïn. Over Abel
wordt dan ook lovend gesproken als over een rechtvaardige–God
Zelf liet Zich prijzend uit over zijn gaven–,en door zijn geloof
klinkt zijn stem nog steeds, ook al is hij gestorven.
5 Door zijn geloof werd Henoch
naar elders overgebracht, om niet te hoeven sterven; hij
werd niet meer gevonden, omdat God hem
had weggenomen. Hij stond immers al vóór zijn
opneming bekend als iemand in wie God vreugde
vond.
6 Zonder geloof is het onmogelijk God
vreugde te geven; wie Hem wil naderen
moet immers geloven dat Hij bestaat, en wie Hem zoekt
zal door Hem worden beloond.
De psalmist roept ons toe: Geducht is de Heer, de Allerhoogste, machtige, koning
van heel de aarde. (psalm 47:3) HALLELUJA!
Als voorbereiding op het Evangelie zingen we gezang 327 = Lied 209
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 15: 1- 10.
De Heer reist rond, en
onderwijst. Wie Hem wil volgen moet daar wel over nadenken, en zich realiseren
afstand te moeten nemen van relaties, geld en goed. Anders is het niet mogelijk
open te staan voor de waarden en waarheden die de Heer ons leren wil. En kun je
dat niet, dan heeft het luisteren en volgen geen enkele zin.
We horen
hoe het verder gaat in Lukas 15: 1 – 10
1. Alle
ambtenaren van de belasting
en de zondaars dromden om Hem heen,
om naar Hem te luisteren.
2. Maar de
Farizeeërs en schriftgeleerden monkelden:
’Díe daar
verwèlkomt zondaars, en éét samen met ze!!!!!’
3. Maar Hij vertelde hèn een gelijkenis en zei:
4. “Welke mèns onder jullie, die 100 schapen heeft, en er één van kwijt
raakt, laat de 99 niet achter in de woestijn,
en gaat her en der op zoek naar het kwijtgeraakte
(schaap) – tot hij het vinden mocht?
5. En àls hij het vindt, dan legt hij het blij op z’n schouders,
6. en als hij dan thuiskomt, roept hij zijn vrienden er bij, en de buren, en
zegt tegen ze:
’Wees blij met me, want ik heb m’n schaap gevonden, dat ik kwijtgeraakt
was!’
7. Ik zeg jullie, dat er net zo’n vreugde zal zijn in de hemel over één
zondaar die zich bekeert....
méér dan over 99 rechtvaardigen die geen
bekering nodig hebben....
8. Of... Welke vrouw, die 10
drachmen heeft, steekt er, als ze één drachme mocht verliezen, niet een lamp
aan, en veegt er het huis, en zoekt nauwkeurig
tot ze die vinden mocht?
9. En bij het vinden roept ze haar vriendinnen
en buurvrouwen er bij, en zegt: ‘Wees blij
met me, want ik heb de drachme gevonden, die ik kwijt geraakt was!!!’
10. Net zo’n vreugde
– zeg Ik jullie – zal God de engelen
tonen wanneer er één zondaar zich bekeert!”
Zalig die het Woord van
God horen en er gehoor aan geven!
In antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden:
Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten
Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.
Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...
maar Hij overwon de dood!
Na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand;
weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.
Tot een geméénschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,
tot leven in der eeuwigheid.
Amen
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE
VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS
CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve Gemeente,
Vandaag willen we uitzoeken hoe dat zit
met dat zoeken van en naar God.
Altijd zijn er mensen op zoek naar zichzelf.
Dat denken ze tenminste. Vaak komen ze
dan terecht bij de een of andere godsdienstige
gemeenschap, (liefst heel ver weg) en dan blijkt
dat ze in wezen niet op zoek waren naar zichzelf,
maar naar de Ander, naar God.
Want bewust of onbewust
hangt ons beeld van onszelf af van ons beeld van God.
Die twee hangen zo sterk samen,
dat als een maatschappij geen beeld meer heeft van God,
er ook geen samenhangend mensbeeld
meer is, en dat de verwarring groot is.
We mogen wel stellen dat het volkje, de
groep mensen die uit Egypte
worden opgeheven, die uit de slavernij
worden getild, een heel warrig en wazig Godsbeeld
zal hebben gehad. Ze waren afstammelingen van Abraham, Izaäk en
Jacob, die zelf wel directe ervaringen
hebben gehad met deze God, die hun van alles beloofde. Zij
hebben met Hem gesproken en geworsteld, maar ze waren geen theologen
die een samenhangend en tot de verbeelding sprekend verhaal
konden vertellen.
Zoiets helpt wel bij het doorgeven naar volgende generaties…
Zij konden alleen spreken over wat hen persoonlijk
overkomen was, zonder enige duidelijke lijn of aanwijzing voor wat hun nakomelingen
voor relatie met deze Heer zouden hebben. Ze zouden Zijn volk zijn, maar op wat
voor manier?
Geen idee! Ze moesten afwachten…
Ze geloofden alleen maar wat deze God had gezegd.
Op Zijn Woord. Ze gaven de beloften
door: land en een groot volk.
Maar wat ze er voor moesten doen? Hoe
moesten ze deze God dienen? Na een paar
generaties in Egypte zullen ze er niet zoveel
weet meer van gehad hebben, zeker omdat
we nergens horen dat de Ene nog tegen
iemand sprak. Velen zullen zijn gaan geloven wat ze verteld werd
door de omgeving: de goden van Egypte
als brengers van leven en alle goed.
Die goden hadden een naam, een tempel, een zichtbaar
en tastbaar uiterlijk… Daar kan een mens iets mee.
Toch waren er die de herinnering
aan de oude God van hun voorvaders
met zich meedroegen.
Die de verhalen van vroeger doorvertelden.
De verhalen uit de tijd dat ze nog vrij waren…
Ondergrondse verhalen. Tegendraadse verhalen.
Verhalen die ook Mozes,
een afstammeling van Jacob die als een godenzoon werd opgevoed
aan het Egyptische hof, via zijn biologische moeder en zijn zuster, zijn
vader wellicht, heeft gehoord.
En die hij niet afwees.
Hij voelt zich verbonden met dit volk,
dat het zo moeilijk heeft. Hij zoekt het op. Wil bemiddelen
bij een conflict, maar slaat iemand dood en vlucht naar de woestijn
van Midian. Nu ja, u kent de rest
van het verhaal. Het troepje slaven is bevrijd,
en heeft in de Sinaï met de Ene,
de Aanwezige, een verbond gesloten. Maar
als Mozes dan de berg is opgegaan om samen
met de Heilige de puntjes op de i’s
te zetten van die wetten en regels waartoe het volk zich verplicht heeft, en een
hele maand wegblijft, en dan nog niet komt, en maar uitblijft,
dan komt het volk tot de conclusie dat ze niets
hebben aan deze god, want ze zitten in de woestijn
zonder leider. Alleen Aäron, die is aangewezen als hogepriester,
is er nog. Maar het is wel duidelijk dat hij
geen idee heeft van een tocht door de woestijn. Hoe dat moet
Ze hebben zich vergist. Ze hebben een god
nodig waar ze iets aan hebben. Een gouden kalf wordt het, waarin al
hun goud en zilver gaat zitten.
Ze hebben het er voor over.
En eigenlijk hopen ze – denk ik – dat dit beeld hen terug
zal brengen naar Egypte, waar het leven wel zwaar was, maar ook zeker.
In elk geval zekerder dan in deze enge woestijn…
In feite geven ze nu al de brui aan het pas gesloten
verbond.
En God, die van de hoogte dat gedoe aanziet,
die met eigen hand (of eigenlijk: eigen vinger) de wet grift in de
harde steen, geeft er ook de brui aan. Als het zo
moet, hoeft het van Hem niet.
Hij kan uit Mozes, die Hem wel dient, ook
een volk maken. Dan duurt het maar wat langer.
Dat maakt niet uit.
Maar Mozes gaat er niet op in.
Hij komt met argumenten. Hij praat de Heer
om.
Je moet er toch niet aan denken wat die Egyptenaren zouden zeggen, als ze hoorden
dat het volk alsnog is omgekomen in de woestijn…
En God, die hield van Abraham,
Izaäk en Jacob,
die ook op Mozes zeer gesteld is, (daar kun je
mee práten!), láát Zich ompraten.
Hij néémt de verantwoordelijkheid voor dit volk
in wording weer op Zich, en zoekt hun heil
in plaats van hun vernietiging.
Omdat Mozes het lef had Hem aan
te spreken op Zijn beloften.
En niet bezweek voor de verleiding zelf een belangrijke rol te spelen.
Juist daarom kon hij zo belangrijk worden… door alleen
maar te dienen.
Niet dat hij een zachte zoete jongen was, want toen hij de berg
afdaalde met de stenen borden waarop de leefregels gegrift waren, en zag
dat het volk, in plaats van vroom
en gespannen te wachten op zijn terugkeer, losbollig
aan het feestvieren was, toen gooide
hij de kostbare stenen met de wet in een vlaag van woede
aan de voet van de berg kapot, en hij liet het kalf vermalen tot
fijn poeder, mengde het met water, en gaf het aan het volk
te drinken, dat er natuurlijk behoorlijk ziek
van werd. Een jongen vol temperament,
die Mozes!
Maar daar ging het niet om in deze lezing.
In feite gaat het om de verwachtingen
die God en het volk
van elkaar hebben. Wat ze bij elkaar zoeken.
En ook al is er bij het sluiten van het verbond
wel uitgesproken en afgesproken wat
beide partijen van elkaar mochten verwachten, de détails,
het dagelijks leven, daar zaten onduidelijkheden. Het is net als
met een huwelijk, of samenwonen: je bespreekt van alles: hoe je de kinderen evt.
gaat opvoeden, en wat je politieke standpunt is, maar het probleem komt als de
één aan het eind van de tube de tandpasta uitknijpt en de ander in het
midden... Het gaat vaak om kleine dingen die je goed uit moet spreken.
God had een gids
beloofd, en het volk verwachtte een godenbeeld
dat vooruit ging en de weg wees.
De Heer kwam met een vuurzuil
en een wolkkolom, maar wie garandeert
dat zo’n wolk niet oplost, en dat het vuur niet opbrandt?
God hoopte op een volk
dat van Hem zou houden. Dat was wat Hij
zocht. Maar ze konden niet eens erg van zichzelf houden, vanuit hun slavenbestaan.
Ze hadden geen duidelijk Godsbeeld, en
geen duidelijk zelfbeeld.
En ik betwijfel of ze er naar op zoek waren. Hun eerste
zorg was te overleven…
Zij moeten nog leren geloven dat overheden,
en dus ook God, een zachte kant
kunnen hebben…
Mozes, die aan het hof geleefd heeft, wéét
dat dat kan. En hij zoekt dan ook naar
die zachte kant van God… Hij gelooft er in.
Met succes.
Het volk moet echter nog leren geloven. Dat is heel belangrijk...
Paulus schrijft het zo mooi in de brief aan de Hebreeën: Het geloof
legt de grondslag voor alles waarop we hopen,
het overtuigt ons van de waarheid van
wat we niet zien.
Dat gaat heel diep. Het geloof legt de grondslag
voor alles waarop we hopen, waar we op hopen
voor ons zelf en voor onze kinderen,
voor de wereld waarin we leven. Dat
zijn de dingen waar we om bidden. Het geloof
legt een bodem waarop we kunnen staan als we vragen,
als we bidden, als we hopen.
En het overtuigt ons van de waarheid
van wat we niet zien, maar wat er wel is.
Ik ben een heiden, zei laatst iemand, God
bestaat niet. Ze was er heilig van overtuigd, omdat
ze dat zo had geleerd, en omdat ze Hem nooit
was tegengekomen, of niet had herkend toen ze Hem tegenkwam.
Maar ja, dat is een bewijs uit het ongerijmde,
want wat niet is dat kan nog komen.
Dat zie je aan ook het groepje ongeregeld dat de Heer uit Egypte opdiepte.
Zij wisten nauwelijks iets van de God van hun voorvaderen,
en velen geloofden er ook niet in, ze hadden dan ook geen fundament
waarop ze konden staan in hun hoop en verlangen.
Dat fundament is uiteindelijk de ervaring
die mensen hebben en
doorgeven. En die ervaring is toch
belangrijker dan het theologische verhaal,
als het er op aan komt. Ik sta hier ook niet alleen maar met: het staat
in de bijbel, dus het zal wel waar
wezen, en het verhaal zit zus en zo in elkaar, en dit zijn
de achtergronden… Ik sta hier ook
niet alleen met: mijn moeder en mijn vader
geloofden het, en het waren eerbiedwaardige mensen, dus ik neem aan dat
het waar is. Ik sta hier in wezen omdat ik geroepen ben, omdat ik
die stem heb gehoord, omdat ik de ervaring
heb dat de Aanwezige een actieve rol
speelt in mijn leven, en dat Hij, Zij,
een levende werkelijkheid
is, die mijn leven verrijkt.
Ik kan U verzekeren dat God bestaat, me helpt, op de vingers
tikt, de preek schrijft, en af en toe vertelt dat ik die of die eens op
moet bellen…
Die ervaring geeft stevigheid, als je bidt, hoopt
en gelooft dat God helpt in moeilijke
situaties.
Dat gebeurt overigens niet altijd op de manier die je vraagt
of wenselijk acht. Achteraf zie je de wijsheid
er vaak wel van in. Dat hebben Henoch en Abel,
Mozes en Jezus,
ieder op hun eigen manier en wijze ook
meegemaakt…
Door hun geloof konden ze vasthouden
aan God, ook als de omstandigheden
ze ongelijk gaven.
En daar kunnen wij ons aan vasthouden.
In de lezing uit Exodus zien we hoe God iets zoekt
bij het volk dat Hij
heeft uitgezocht…
Liefde, die zich uit in het zoeken
naar wat de Geliefde graag wil. Gehoorzaamheid
is een te klein woord daarvoor.
In het Evangelie zien we dat God op zoek
gaat naar wie Hem niet meer zoekt.
Naar aanleiding van het verhaal van de weggelopen zoon zei een aalmoezenier
laatst in een preek: als wij één
pas van God weglopen, komt Hij
ons er tien achterna.
Hij hing dat op aan het verhaal, maar het was ongetwijfeld zijn
eigen ervaring die hem dat deed zeggen.
Want God gáát naar ons op zoek, als we de verkeerde
kant oplopen, als we wegdwalen uit Zijn zorg,
uit de geborgenheid die Hij ons bieden
kan.
Soms zijn we eigenwijs, en willen we alle dingen onderzoeken en zelf bepalen wat
het goede is, soms dwalen we alleen maar weg uit nieuwsgierigheid.
Op de zondagsschool zongen we over een lammetje
dat ging dwalen omdat de zon zo mooi scheen en de bloemetjes
verderop zo mooi bloeiden… en het dwaalde al verder
heen. En dan wordt het donker en koud,
en dan ben je opeens heel
alleen!
Je loopt vaak niet bewust weg, je let alleen
maar niet op. We moeten ons in het leven,
Jezus zegt dat regelmatig met nadruk,
steeds bewust zijn van waar we mee bezig
zijn, en wat we doen in
relatie tot God. Als dat wat we doen,
wat ons bezig houdt, maakt dat we God
niet meer zien, dan moeten alle alarmbellen afgaan.
Dan moeten we ons ogenblikkelijk omdraaien,
alles laten vallen, en meteen op zoek gaan naar Hem
die onze gids in het leven is…
Dan zullen we ontdekken dat God
ons al tegemoet komt. En dan is er feest…
Dan is er feest in de hemel, net zogoed als op de aarde.
Er is feest omdat iemand die níet naar God zocht is teruggekomen.
Voor God bestaan er in feite geen
heidenen.
We zijn allemaal kinderen van één Vader, schapen van één Kudde, hoe
dwars of eigenwijs we ook willen wezen.
Wat me dit keer zo opviel in deze lezing van het verloren schaap
en van de verloren drachme, (10% van je alimentatie, dat is niet niets!) is dat
die blijdschap niet een persoonlijk
gebeuren is, maar dat het heel de gemeenschap
aangaat.
De herder viert met zijn buren en vrienden dat het schaap terug is, en de
vrouw met haar buren en vriendinnen! Niet
alleen wie je emotioneel na staan,
maar ook de mensen waartussen je leeft. Zo
viert God met alle engelen in de hemel feest als wij ons omdraaien,
als wij stoppen met wat ons afleidt
van God en van de weg die Hij ons wijst, en weer op zoek
gaan naar Hem, die ons bestaan leven
geeft en er het begin en doel van is.
Zullen we er maar eens over na denken hoe we een feestje in de hemel
kunnen starten?
En zullen we ook maar weer eens zo met onze vrienden
en buren begaan zijn, dat we ook zulke
wezenlijke dingen met ze willen delen
als: ik was God weer helemaal kwijt, maar nu ben ik
gevonden, nu heb ik Hem teruggevonden, laten we feestvieren?
Dan legt ons geloof de grondslag voor
alles waarop we hopen, en het overtuigt
ons van de waarheid van wat we niet
zien, maar wat ons beloofd is: leven in
eeuwigheid aan Gods hart, een plek om God
te ontmoeten, een eeuwig even, een moment
aan ons gegeven, een Paasdag die ons wenkt…
Het zal er allemaal zijn.
En in Jezus, in de Heilige
Geest die ons leidt op de weg naar God, ís
het er al. Hier en nu.
Te veel om te begrijpen?
Laten we het maar gewoon vieren, in dankbare
verwondering.
Samen. Met een helder beeld van God
die om ons geeft en naar ons zoekt.
Ook al blijft Zijn Wezen een mysterie voor ons. Met een helder beeld
van onszelf en de naaste, als mensen die de
moeite waard zijn om naar op zoek te gaan. Stuk voor stuk. Zo zij het.
Amen.
Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God
gekregen,
om door te geven, om met velen te delen
en er zo
van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte
geven aan dat delen: in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen wij uit de bundel Tussentijds lied 188.
Nu eerst de Collecte!
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wijs ons daarin de weg. Om Jezus’ wil…
Amen.
We zingen lied 188 uit Tussentijds. = Lied 731
Een bijzondere tekst van Willem Barnard om te proeven en te overdenken.
En nee,
dat eeuwig even is geen drukfout, zo staat het er echt.
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U dat U ons telkens tegemoet komt, als wij U zoeken, wij
danken U dat U ons al zocht voor we wisten dat we U niet meer zagen, niet meer
hoorden…
U hebt ons geschapen naar een beeld dat U al van ons had, opdat we daar op mogen
lijken, in al onze mogelijkheden, in al onze moeilijke tijden. Schenk ons dat
telkens weer die Gids, de Heilige Geest, ons mag wenken en wijzen op de weg die
we mogen gaan naar U en de ander.
Open ons de ogen en de oren voor deze lieve Helpster, voor Uw machtige Liefde,
zodat we die weerspiegelen in al ons doen en laten.
Lieve God, wij bidden U voor deze wereld, die maar zo’n vaag beeld heeft van
U, en die niet meer weet wat mensen zijn. Geen engel en geen dier, maar allemaal
verschillend en allemaal kostbaar in Uw ogen. Help ons allen dat uit te dragen
en die gedachte ook in ons leven gestalte te geven, dat we niet door een losse
opmerking iemand neerhalen, door onachtzaamheid iemand uit de groep stoten, niet
door liefdeloosheid een verwrongen beeld van U aan de wereld tonen.
Lieve God, we danken U dat we hier mogen zijn, en we bidden U voor allen die
gevangen zijn, tussen vier muren, in een cel, een ziekenkamer, in armoede, in
angst of onzekerheid… We bidden voor onze zieken, voor Jolien Nimmrdor, die
zich niet goed voelde vanmorgen, en voor mevrouw Janssen, die opziet tegen een
operatie...
Wij bidden U voor hen die zorg verlenen, van wat voor aard ook. Sterk hen en
spreek hen telkens weer moed in. Geef hen kracht en energie.
Zegen ons als gemeente, als mensen daarin, om zo een zegen voor onze buren en
onze vrienden en vriendinnen te zijn. Dat we ons verlies en onze vreugde om U
met hen delen.
Dit alles bidden we U om Hem die ons leerde bidden:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Ons slotlied is gezang 481: 1 – 3 = lied 838
Zegen:
De Heer schenkt ons
de behoedzaamheid van Zijn handen,
de goedheid van Zijn ogen,
de glimlach van Zijn mond,
de vastheid van Zijn stappen,
de vrede van Zijn woorden,
de warmte van Zijn hart,
het vuur van Zijn Geest,
de vreugdevolle geheimenis
van Zijn aanwezigheid.
Zo zegent ons en alle mensen
de Vader, de Zoon
en de Heilige Geest.
Amen!
vers:4
En toen werd er koffie gedronken (maar ik werd snel naar huisgebracht, naar mijn
zieke man)...
...........................................................................................................