Dienst 17 na Trinitatis 30 september 2007 Heusden Gereformeerde kerk.
Organist: Henk Biesheuvel. Ruim twintig mensen in de kerk. 

Voorbereiding              
(Paaskaars brandt al bij aanvang van de dienst)

Orgelspel

Introïtus: Binnenkomst dienstdoend ouderling, diaken en predikant

Mededelingen en welkom door de ouderling. Hij eindigt met: Na ‘t aansteken der altaarkaarsen zingen wij psalm 65: 1, 2, 6.
Ouderling steekt de beide kaarsen op tafel aan en geeft de voorganger een hand.

Gemeente gaat staan

Introïtuspsalm: psalm 65: 1, 2, 6

Wij zijn samengekomen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
Amen

Moment van Stilte

Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft
De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren.
Gemeente gaat zitten

Verootmoediging:
Wij vragen u Heer, vergeef ons al wat wij misdeden.
En laat ons weer in vrede leven.
Amen

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ontferming en Genadeverkondiging
Kyriëgebed
Vanwege alle pijn,
bij mensen groot en klein,
Heer, wil bij ons zijn

Vanwege groot verdriet,
Gij zijt toch die het ziet,
Heer, vergeet ons niet.

Vanwege zoveel nood,
in het klein en in het groot,
Heer, verjaag de dood.

Laat ons de Heer om ontferming aanroepen, want Zijn barmhartigheid kent geen grenzen, en laten we daarom niet alleen Kyrië zingen, maar ook Gloria!


Dienst van het Woord

Lied om verlichting door de Heilige Geest bij de opening van het woord: gezang 456:2 = Lied 415:2

Als er Kindernevendienst is, vertrekken de kinderen nu naar hun eigen ruimte. Ze nemen hun kaars mee, die wordt aangestoken aan de Paaskaars.      

Lezing uit het Oude Testament: Amos 6: 1 – 10 NB
Amos leeft in woelige tijden en namens God verwijt hij de overheid dat ze niet alert en niet bezorgd zijn… De omgevende landen zijn al ingenomen door de vijanden uit het Noorden, Kalnee, en het grote Chama, Gat zelfs..
Maar ook het gebied van Efraïm en Menasse is gevallen.
We lezen:
1   Wee de zorgelozen op Sion, en wie zich veilig wanen op de berg van Samaria,–  ooit zijn zij aangemerkt als het eerste onder de volken, tot wie allen zouden komen, het huis van Israël!
2  Steekt over naar Kalnee en ziet,
gaat van daar naar Chamat Raba,–
en daalt af naar Gat van de Filistijnen:
zal het u beter gaan dan deze koninkrijken,
of is uw gebied groter dan hun gebied?–
3  u die zich verre houdt van een dag vol kwaad,–
maar een jaar vol geweld dichterbij brengt!
4  Die neerliggen op bedden van ivoor
en rondhangen op hun banken;
die van het wolvee de lammeren opeten
en midden uit de stal de kalveren,
5  die wat pingelen bij de mond van de luit:
als waren ze David
hebben ze zich een zanginstrument uitgedacht,
6  die sprenkelbekkens vol wijn drinken
en met het eerste van oliën zich zalven,–
hebben om Jozefs verbreking zich nooit bekommerd!
7  Daarom worden ze nu in ballingschap gevoerd in een kopgroep van ballingen,–
en wijken zal het geroezemoes van wie het zo breed lieten hangen!

8  Gezworen heeft mijn Heer, de ENE, bij Zijn ziel,
is de tijding van de ENE, de God van de heirscharen:
Ik verafschuw Jakobs hoogmoed
en zijn paleizen haat Ik;
uitleveren zal Ik zo’n stad en haar volheid!
9  Geschieden zal het:
al blijven er maar tien mannen over in één huis, ook zij zullen sterven.
10. Tilt iemands oom hem op, die hem moet verbranden
en beenderen het huis uit brengen,
en zal hij zeggen tot wie in de heup van het huis is:
nog iemand bij jou?– zeggen zal die dan: afgelopen!–
en zeggen zal hij: stil!,
want niemand meer zal
de naam van de ENE in gedachten brengen.
Tot hier toe de lezing…
Maar de Psalmist roept het uit: Halleluja! Wie de Heer vrezen: vertrouw op de Heer! Hun hulp is Hij en hun schild. (psalm 115:1)  Halleluja!

Epistellezing Jacobus 1:12
Jacobus schrijft aan de gemeenten in de vervolging over de beproevingen om Jezus’ wil, en we willen vandaag vasthouden wat hij schrijft in vers 12:
12  Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft.

Wij zingen als loflied: Gezang: 111:1-4 Een stem die niemand stuit hoor ik ...

Gemeente gaat staan
Evangelielezing: Lucas 16: 19 – 31 NBV
Een gelijkenis om de Farizeeën en priesters op hun plaats te zetten…
19  Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde.
20  Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren.
21  Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten.
22  Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven.
23  Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Lazarus aan zijn zijde.
24  Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Lazarus naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.”
25  Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Lazarus niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn.
26  Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.”
27  Toen zei de rijke man: “Dan smeek ik u, vader, dat u hem naar het huis van mijn vader stuurt,
28  want ik heb nog vijf broers. Hij kan hen dan waarschuwen, zodat ze niet net als ik in dit oord van martelingen terechtkomen.”
29  Abraham zei: “Ze hebben Mozes en de profeten: laten ze naar hen luisteren!”
30  De rijke man zei: “Nee, vader Abraham, maar als iemand van de doden naar hen toe komt, zullen ze tot inkeer komen.”
31  Maar Abraham zei: “Als ze niet naar Mozes en de profeten luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen als er iemand uit de dood opstaat.”’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Gemeente gaat zitten

Tijd voor een spetterend loflied: gezang 320. = lied 98


Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.


Lieve mensen, mensen waar God van houdt, 
De politici krijgen er wel van langs, vandaag in de lezingen. Zowel de politici in de dagen van Amos, als die in de dagen van Jezus.
Nu maken ze het er ook wel naar.
De stammen Efraïm en Menasse zijn al ten slachtoffer gevallen van de expansiedrift van het Babylonische rijk, en nog meer delen van het Noordrijk, maar in Jeruzalem denken ze dat het hun tijd wel duren zal, en dat zij veilig zijn. Menasse en Efraïm, de zonen van Jozef, u weet het, dat ligt zo ver weg… ze voelen zich er niet meer bij betrokken, en omdat ze geen hulpactie hebben ondernomen, omdat ze een dag vol kwaad hebben willen vermijden, met andere woorden: omdat ze de wapens niet op hebben willen nemen toen hun broeders werden bedreigd, krijgen ze heel veel keer zoveel geweld over zich heen. Hier is niet letterlijk sprake van dag en jaar, maar het is een woordspel. Joom rang, letterlijk een dag van kwaad, is ook gewoon: een slechte tijd. Het woord Joom dat dag betekent, staat ook voor een langere tijd, en betekent dan gewoon een onbepaalde tijd die wel te overzien is. Die hebben ze willen vermijden, en nu krijgen ze een hele lange tijd van geweld over zich heen.

Omdat ze hun plicht naar de broeders van het volk en naar God toe hebben verzaakt.
Ze hangen maar rond in hun paleizen, verbeelden zich heel wat te zijn, en ze irriteren God eindeloos.
Hij heeft er genoeg van, en ze gaan straks als eersten in ballingschap. Het wordt ze hier aangezegd.
Ze kúnnen zich nog bekeren, maar we weten uit de geschiedenis dat de sociale bovenlaag van Juda en omgeving inderdaad als eerste wordt weggevoerd.
Het volk krijgt nog een tweede kans, maar ook zij grijpen die niet aan, zodat uiteindelijk ook de middenklasse in ballingschap wordt gebracht, en er zelfs niet of nauwelijks arme mensen overblijven.
Het wordt griezelig stil in het Beloofde Land, en de Naam van de Aanwezige, de Ene, de God van Abraham, Izaäk en Jacob, wordt zelfs niet meer genoemd in het land der belofte….

Dat komt omdat Gods beloften altijd zijn voorzien van een mits en een maar. We hebben daar wel eerder over gesproken: God houdt onvoorwaardelijk van ieder van ons, maar Zijn beloften zijn extra, daar moeten we iets voor doen.
Nu valt dat op zich wel mee: Houd van God met heel je wezen en je aandacht en van je naaste als van jezelf, dàt is wat van ons gevraagd wordt, maar dat is toch voor veel mensen kennelijk nog te veel van het goede.
En het ís natuurlijk wel zo, dat het betekent dat je niet maar kunt doen waar je zin in hebt, maar dat je rekening moet houden met anderen.
Met God, en met elkaar.

Een van de eerste dingen die onze kinderen moeten leren als ze een jaar oud zijn is: rekening houden met broertjes en zusjes, met de kinderen op de crèche, die altijd met hetzelfde speelgoed willen spelen, rekening houden met je ouders, en rekening houden met andere mensen. Langzaam leert het kind dat het niet het middelpunt van het universum is, maar dat het universum bestaat uit een heleboel kleine puntjes waarvan hij er maar een is.
Mensen die dat niet leren, zijn en blijven, ongeacht hun
leeftijd, kinderen, en gedragen zich kinderachtig.

Zo’n rijke man die iedere dag maar feest viert, is in feite een grote kleuter. Hij is een niemand, heeft in Jezus’ verhaal niet eens een naam. Die heeft hij niet nodig, want hij fungeert niet als mens.
Zelfs na zijn dood denkt hij nog steeds allereerst aan zichzelf, en is de bedelaar, die hij wel bij name kent, voor hem nog steeds een gebruiksvoorwerp.
Laat hij een druppel water brengen, om zijn tong te verkoelen… hij zoekt nog steeds naar oppervlakkig genot, naar hier en nu bevrediging van zijn behoeften.

Nu is het toch wel een aardige man, want als dat niet kan, dan moet Lazarus toch maar even zijn fijne plaatsje aan Abrahams hart opgeven om naar het ouderlijk huis te gaan, en de broers te waarschuwen. Leuk voor de broers, maar zijn visie op Lazarus is niet veranderd. Hij heeft kennelijk niet begrepen dat hij zelf ergens schuldig aan is. Dat hij Lazarus, zijn broeder in de Heer, heeft verwaarloosd, dat hij over hem heeft heengekeken, iedere keer als hij het huis in- of uitging.
Hij ziet het niet, en hij voelt zich er niet schuldig over. En daarom is de kloof niet te overbruggen.

Lazarus heeft de kloof overbrugd tussen diepste ellende, en grote heerlijkheid. Niet zelf, maar na zijn dood kwamen engelen, en namen hem op. Daarmee wordt hij bijna op één rij met Henoch, Elia en Mozes gesteld, alleen gingen die niet eerst dood.
Lazarus heeft geen leven gehad, maar wel een naam.
Die naam betekent: God helpt.

Mijn man en ik grapten van de week, toen we er even over spraken: Nou, als God je in je leven zó helpt….!
Want zo aangenaam was het leven van Lazarus niet.

Maar misschien zijn wij wel te veel aangestoken door het lui-en-lekker-virus waar het oude Israël last van had, en dat mensen doet denken dat het leven vooral aangenaam moet wezen. God houdt van ons, en dus hebben we recht op al het goede, denken we.
Maar in de psalmen wordt er al gesputterd, dat de vrome soms problemen heeft, terwijl de losbol er vrolijk op los leeft.
En ik las donderdag de tekst uit: Johannes 15:  2
‘Elke rank aan Mij die geen vrucht draagt, plukt God af,
en elke rank van Mij die vrucht draagt, snoeit Hij, opdat die méér vrucht draagt.’    
Dat betekent: er is geen leven, waarin niet gesnoeid wordt. Wij moeten en mogen verwachten dat er pijn zal zijn, in ons leven, verlies, gemis... Dat ons leven beperkingen zal hebben, die wij niet gewild hebben.
En zó is God ons genadig. Wonderlijk zijn Zijn wegen. En door die genadige pijn heen, krijgen wij de gelegenheid om te groeien, om toe te groeien naar de mens, die wij in diepste wezen kunnen worden.

Zo voeden wij ook onze kinderen op, als het goed is.
We zeggen: dit mag niet, dat moet wel, in de hoop dat ze leren samenleven, en zo gelukkig kunnen zijn.

En als we verder kijken in het verhaal, dan zien we dat die naam: Lazarus, God helpt, misschien nog niet zo gek gevonden is, want kennelijk heeft God de arme bedelaar geholpen in diens leven, geholpen om het geloof niet te verliezen, zijn bestaan niet te vervloeken, zijn Schepper te blijven eren, ook al waren de omstandigheden hónds moeilijk.

God helpt om in de beproevingen staande te blijven.

Beproevingen die het leven in verschillende vormen meebrengt. Gezondheid, ziekte, armoede, rijkdom, want dat kan ook een beproeving zijn, vrijheid, onmogelijkheden, noem maar op, en nooit kijkt God hoe ver we het hebben geschopt, ook niet op de geestelijke ladder, maar wel hoe we hebben geleefd, en of we een naaste zijn voor de mensen om ons heen.

We lazen die éne zin uit de brief van Jacobus: Gelukkig is de mens die in de beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die Hem liefheeft.
Misschien heeft het eeuwig leven niet de vorm dat we bij Abraham op schoot zitten, of met zijn allen aan een lange tafel feest vieren en kijken naar de arme drommels die het niet gehaald hebben, het is maar een beeld dat Jezus gebruikt om de mensen van Zijn tijd te schetsen wat voor een heerlijkheid er voor de gelovige is weggelegd in Gods plannen. Maar het zal góéd zijn!
Paulus gebruikt met zijn lauwerkrans een sportiever beeld, maar evenzeer een beeld.
Wie de proef doorstaat wint goud op de Olympische Spelen. Daar staat die lauwerkrans voor.
En dat betekent natuurlijk ook: heel hard werken, oefenen tot je er bij neer valt, en zeker niet bij de pakken neerzitten als het tegenvalt.
Dat is geen lui-en-lekker leven, maar geeft wel een immense voldoening.

Dat is het soort leven dat God óók nu en hier al voor ons heeft bedoeld. Een leven om van te genieten op een manier die voor iedereen goed is, en opbouwt, een manier die bijdraagt aan een samenleving, waarin het leven van de zwakke is gewaarborgd, en waar zorg is voor de arme. Waar de rijke kan delen, en waar de ander zich zo gerespecteerd weet, dat hij met open handen kan ontvangen, zonder zijn en haar gevoel van eigenwaarde te verliezen…

Dat is een samenleving waarvan we er nog niet helemaal in geslaagd zijn die te realiseren, een samenleving waar we naar op weg zijn, een samenleving waarop we oefenen kunnen, allereerst hier in de gemeente, in de kerk.
Het gaat wel eens mis, helaas, maar God weet dat we het proberen. En we mogen iedere zondag komen en schuld belijden, vergeven worden, elkaar bemoedigen,  en met nieuwe moed verder gaan.
Zo blijven we staande in de verschillende beproevingen van ons leven, door Gods genade.
Want God helpt ons, U en mij. Zo kunnen we verder:
in de Naam van de Vader en de Zoon, en de Heilige Geest. Amen.

O
rgelspel

Antwoordlied: 463 = Lied 836



Dienst van Gebeden en Gaven
Geloofsbelijdenis (laten we er bij gaan staan)
Ik geloof in God, de Vader: de almacht van de Liefde.
Hij is de schepper van hemel en aarde;
van heel deze ruimte met al zijn geheimen;
van heel deze wereld waarop wij leven.

Hij kent ons van eeuwigheid,
nooit vergeet Hij dat wij uit het stof van de aarde gemaakt zijn.

En ik geloof in Jezus Christus,
de eniggeboren Zoon van God,
vóór alle tijd uit de Vader geboren.

Hij heeft, uit liefde voor ons,
willen delen in onze geschiedenis, ons bestaan.
Ik geloof dat God ook op menselijke wijze
God-voor-ons heeft willen zijn.

Ja, Hij heeft als mens onder ons gewoond,
een licht dat scheen in de duisternis.
Maar de duisternis heeft Hem niet begrepen.
Wij hebben Hem aan het kruis geslagen,
en Hij is gestorven en begraven.
Maar Hij vertrouwde op Gods laatste woord, en Hij is verrezen,
zeggend dat Hij ons een plaats zal bereiden
in het huis van Zijn Vader - waar Hij nu woont.

En ik geloof in de Heilige Geest,
die Heer is en het leven geeft.
Wanneer er profeten onder ons zijn
is Hij het die hun vuur geeft en taal.

Ik geloof dat mensen samen op weg zijn,
pelgrims, geroepen uit de verstrooiing
om één heilig volk van God te worden.

Want ik belijd de bevrijding uit zonden
en kracht tot liefde.

En ik geloof in het eeuwig leven,
in de liefde die sterker is dan de dood.

Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Ik geloof dat ik hopen mag
op een leven met God en met elkaar - tot in eeuwigheid;
Glorie voor God, en voor mensen vrede.
Amen.
(tekst:  E. Schillebeeckx)

Liefde is blij zijn. (nr 14) tt 198 


Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om  door  te geven, om met velen te delen
     en er zo van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte.  
Nu eerst de Collecte voor de kerk.

Inzameling van de gaven

Dankgebed en smeking over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar hebben gebracht,
  zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.

Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt, door Jezus Christus, onze Heer.  Amen

Voorbeden. Wij bidden voor mijnheer Mulder die in het ziekenhuis ligt met een (dubbele) longontsteking, en voor een Marokkaans meisje, Shaharazade genaamd, wier moeder gisteravond met mij in de bus zat toen we uit het ziekenhuis kwamen. Een geweldige vrouw, die moeder, en ik heb beloofd dat we vandaag in de kerk voor haar dochter zouden bidden. Gedenkt U ook haar a.u.b. in uw gebeden... 
Lieve God, wij danken U voor dit land waarin wij redelijk veilig zijn. Wij bidden U voor onze overheid, voor alle politici en kerkleiders, waar ook ter wereld. Dat zij telkens weer mogen luisteren naar wat Uw Heilige Geest ze influistert. Dat U ze blijft sturen en leiden door Haar Gaven. Zo bidden wij:
Heer, ontferm U.  
Lieve God, wij danken U voor de vele goede kanten van onze samenleving, voor scholing en zorg, voor steun en goede raad, voor mensen die meeleven en meedenken.
Wij bidden U voor al die mensen die hun leven in dienst van anderen stellen. Geef hen Uw wijsheid en genade, liefde en aandacht, opdat ze die kunnen gebruiken om de armen en eenvoudigen, de kansarmen en de ongeletterden, zieken en ouderen, vertrouwen en zelfvertrouwen te geven.
Zo bidden wij:
Heer, ontferm U. 

Lieve God, wij danken U voor hen die ons hebben geleerd te leven in het licht van Uw aanschijn.
Voor onze ouders, voor leraren en juffen, voor vrienden en zussen, voor al diegenen die onze naasten wilden zijn, en wij bidden U: help ons alle goede dingen die we leerden en nog mogen leren door te geven aan de kinderen in onze omgeving, aan de kinderen die U ons als gemeente hebt toevertrouwd, en voor allen met wie we mogen samenleven tot Uw eer. Zo bidden wij:
Heer, ontferm U. 
Lieve God, wij danken U dat U van ons houdt.
Dat maakt dat we durven bidden voor onszelf.
Voor het wankele geloof, om ons gebrekkige geduld, om de angst dat we niet staande blijven in de beproevingen waar we tegen op zien: ouderdom, ziekte, eenzaamheid, liefdeloosheid. 
Wij bidden U voor de zieken van deze gemeente, voor mijnheer Mulder in het bijzonder, dat U hem wilt genezen en daarna doen aansterkten, voor zijn familie ook. En wij bidden U voor Shaharazade, dat U de wond in haar leven wilt helen en genezen, en haar voet weer stevige grond wilt geven, zodat ze verder kant. Voor hen allen en voor ons willen wij U vragen om de goede gaven van Uw Heilige Geest, dat die ons sterken en leiden in heel ons leven. Ieder van ons, en ieder die met ons is verbonden. Wij bidden U ook voor het volk van Israël dat Sukkoth viert, en voor de mensen van de Islam, die hun vastentijd beleven. Wil hen allen daarin zegenen opdat hun geloof wordt versterkt, en hun ziel geïnspireerd door Uw Heilige Geest. Zo bidden wij:
Heer, ontferm U. 
Stil gebed
In de stilte van dit huis, in de stilte van dit uur leggen we de dingen voor U neer die onze gedachten beheersen, die ons van U afleiden, en we vragen er Uw zegen over….
Wij loven en danken U met Hem die ons leerde bidden:

Onze Vader in de hemel, laat Uw Naam geheiligd worden,
Laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.

Gemeente staat op

Slotlied gezang 73 = Lied 646

Uitzending en Zegen
Ga dan nu naar uw plaats in deze wereld,
als nieuwe mensen, met een naam, met nieuwe moed
en nieuwe mogelijkheden.

De Heer van dood en leven,
de Moeder vol barmhartigheid,
schenkt ons allen overvloedig genade en liefde,
om Christus’ sterven en opstanding.
In Zijn dood sterft onze dood,
in Zijn Geest mogen wij verder leven,
nu en altijd.
Amen.

..........................................................................................................

Zondag 15 na Trinitatis 16-9- 2007 in de Lutherse kerk te Zeist.
Organist
Edwin Fredriks, die het getal van 23 kerkgangers volmaakte. :-) 


Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.       
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer     
die hemel en aarde gemaakt heeft.
 
Wij belijden voor de Almachtige God,
dat wij gezondigd hebben,
gezondigd, in gedachten, woorden en daden.

Het is onze schuld, onze eigen grote schuld.

Daarom vragen wij God, de Almachtige,
de Barmhartige, zich over ons te ontfermen,
ons al onze zonden te vergeven
en ons te bevrijden van alles wat verkeerd is. Amen

De Almachtige God schenke ons Zijn genade Amen!

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Ons introïtuslied is deze vijftiende zondag na Trinitatis lied 91 uit Tussentijds. Het is de melodie van gezang 66!

Gij hebt met groot geduld Uw heerlijkheid onthuld... 


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld,
maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt! 


Zondagsgebed
Lieve God,
U bent de grond van ons bestaan, het doel van ons leven, de adem waaruit wij ontstaan.
Schenk zo ons vluchtig leven een fundament, in de Geest van Jezus Christus onze Heer. Amen

Lezing OT Exodus 32: 7 – 14. Naardense bijbel.
Terwijl Mozes bij God op de berg is om de wet te vernemen, heeft het volk een gouden kalf laten maken, want dat Mozes terug komt, daar gelooft bijna niemand meer in…
7  De ENE spreekt tot Mozes:
ga, daal af!–
want die gemeente van jou heeft het verdorven,
die jij hebt doen opklimmen uit het land van Egypte;
8  afgeweken zijn ze, met haast,
van de weg die Ik hen heb geboden,–
gemaakt hebben ze zich
een stierkalf van gietwerk;
ze buigen zich daarvoor, ze offeren daaraan
en zeggen:
dit zijn je goden, Israël,
die je hebben doen opklimmen
uit het land van Egypte!
9  Dan zegt de ENE tot Mozes:
gezien heb Ik deze gemeente
en ziehier, een gemeente hard van nek is het!–
10  welnu, laat Me met rust,
dan kan Mijn toorn tegen hen losbranden en zal Ik hen verteren;
en jou maak Ik tot een groot volk!
11   Dan zoekt Mozes de zachtheid van
het aanschijn van de ENE, zijn God;
hij zegt:
waarom, ENE, zou Uw toorn losbranden tegen Uw gemeente
die Gij hebt uitgeleid uit het land van Egypte
met grote kracht en sterke hand?–
12   waarom zouden zij van Egypte zeggen
zeggend:
met kwade opzet
heeft Hij hen uitgeleid, om hen te vermoorden in de bergen
om een eind aan hen te maken
op het aanschijn van de bloedrode grond!–
keer U af van het branden van uw toorn
en heb berouw over het kwaad van Uw gemeente!–
13  denk toch
aan Abraham, aan Isaak en aan Israël, Uw dienaars,
aan wie Ge hebt gezworen
bij Uzelf
en tot wie Ge hebt gesproken:
talrijk maken zal ik jullie zaad
als de sterren des hemels;
en heel dit land waarvan Ik heb gezegd
‘Ik geef het aan uw zaad’ zullen ze geschonken krijgen voor eeuwig!

14  Dan krijgt Hij berouw, de ENE,
over het kwaad
dat Hij heeft uitgesproken om Zijn gemeente aan te doen.

Ons lied is psalm 116: 1, 2 en 3


Epistellezing: Hebreeën 11: 1 – 6 NBV
Over het geloof… 1  Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.
Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen.
Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet–zichtbare.
4   Door zijn geloof had het offer dat Abel aan God bracht meer waarde dan dat van Kaïn. Over Abel wordt dan ook lovend gesproken als over een rechtvaardige–God Zelf liet Zich prijzend uit over zijn gaven–,en door zijn geloof klinkt zijn stem nog steeds, ook al is hij gestorven.
5  Door zijn geloof werd Henoch naar elders overgebracht, om niet te hoeven sterven; hij werd niet meer gevonden, omdat God hem had weggenomen. Hij stond immers al vóór zijn opneming bekend als iemand in wie God vreugde vond.
6  Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie Hem wil naderen moet immers geloven dat Hij bestaat, en wie Hem zoekt zal door Hem worden beloond.

De psalmist roept ons toe: Geducht is de Heer, de Allerhoogste, machtige, koning van heel de aarde. (psalm 47:3) HALLELUJA! 

Als voorbereiding op het Evangelie zingen we gezang 327 = Lied 209

Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Lucas 15: 1- 10.
De Heer reist rond, en onderwijst. Wie Hem wil volgen moet daar wel over nadenken, en zich realiseren afstand te moeten nemen van relaties, geld en goed. Anders is het niet mogelijk open te staan voor de waarden en waarheden die de Heer ons leren wil. En kun je dat niet, dan heeft het luisteren en volgen geen enkele zin. We horen hoe het verder gaat in Lukas 15: 1 – 10
1. Alle
ambtenaren van de belasting en de zondaars dromden om Hem heen, om naar Hem te luisteren.
2.      Maar de Farizeeërs en schriftgeleerden monkelden:
    ’Díe daar verwèlkomt zondaars, en éét samen met ze!!!!!’        
3. Maar Hij vertelde hèn een gelijkenis en zei:
4. “Welke mèns onder jullie, die 100 schapen heeft, en er één van kwijt raakt, laat de 99 niet achter in de woestijn, en gaat her en der op zoek naar het kwijtgeraakte (schaap) – tot hij het vinden mocht?
5. En àls hij het vindt, dan legt hij het blij op z’n schouders,
6. en als hij dan thuiskomt, roept hij zijn vrienden er bij, en de buren, en zegt tegen ze:
’Wees blij met me, want ik heb m’n schaap gevonden, dat ik kwijtgeraakt was!’
7. Ik zeg jullie, dat er net zo’n vreugde zal zijn in de hemel over één zondaar die zich bekeert....
méér dan over 99 rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben....
8. Of... Welke vrouw, die 10 drachmen heeft, steekt er, als ze één drachme mocht verliezen, niet een lamp aan, en veegt er het huis, en zoekt nauwkeurig tot ze die vinden mocht?
9. En bij het vinden roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen er bij, en zegt: ‘Wees blij met me, want ik heb de drachme gevonden, die ik kwijt geraakt was!!!’
10. Net zo’n vreugde – zeg Ik jullie – zal God de engelen tonen wanneer er één zondaar zich bekeert!” 

Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven! 


In antwoord op Gods Woord willen wij ons geloof belijden:

Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten
Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.
Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...
maar Hij overwon de dood!

Na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand;
weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.

Tot  een geméénschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,
tot leven in  der eeuwigheid.  Amen

Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.

Lieve Gemeente,

Vandaag willen we uitzoeken hoe dat zit met dat zoeken van en naar God.
Altijd zijn er mensen op zoek naar zichzelf.
Dat denken ze tenminste. Vaak komen ze dan terecht bij de een of andere godsdienstige gemeenschap, (liefst heel ver weg) en dan blijkt dat ze in wezen niet op zoek waren naar zichzelf, maar naar de Ander, naar God.
Want bewust of onbewust hangt ons beeld van onszelf af van ons beeld van God. Die twee hangen zo sterk samen, dat als een maatschappij geen beeld meer heeft van God, er ook geen samenhangend mensbeeld meer is, en dat de verwarring groot is.
We mogen wel stellen dat het volkje, de groep mensen die uit Egypte worden opgeheven, die uit de slavernij worden getild, een heel warrig en wazig Godsbeeld zal hebben gehad. Ze waren afstammelingen van Abraham, Izaäk en Jacob, die zelf wel directe ervaringen hebben gehad met deze God, die hun van alles beloofde. Zij hebben met Hem gesproken en geworsteld, maar ze waren geen theologen die een samenhangend en tot de verbeelding sprekend verhaal konden vertellen.
Zoiets helpt wel bij het doorgeven naar volgende generaties…
Zij konden alleen spreken over wat hen persoonlijk overkomen was, zonder enige duidelijke lijn of aanwijzing voor wat hun nakomelingen voor relatie met deze Heer zouden hebben. Ze zouden Zijn volk zijn, maar op wat voor manier?
Geen idee! Ze moesten afwachten…
Ze geloofden alleen maar wat deze God had gezegd. Op Zijn Woord. Ze gaven de beloften door: land en een groot volk. Maar wat ze er voor moesten doen? Hoe moesten ze deze God dienen? Na een paar generaties in Egypte zullen ze er niet zoveel weet meer van gehad hebben, zeker omdat we nergens horen dat de Ene nog tegen iemand sprak. Velen zullen zijn gaan geloven wat ze verteld werd door de omgeving: de goden van Egypte als brengers van leven en alle goed.

Die goden hadden een naam, een tempel, een zichtbaar en tastbaar uiterlijk… Daar kan een mens iets mee.
Toch waren er die de herinnering aan de oude God van hun voorvaders met zich meedroegen.
Die de verhalen van vroeger doorvertelden.
De verhalen uit de tijd dat ze nog vrij waren…
Ondergrondse verhalen. Tegendraadse verhalen.
Verhalen die ook Mozes, een afstammeling van Jacob die als een godenzoon werd opgevoed aan het Egyptische hof, via zijn biologische moeder en zijn zuster, zijn vader wellicht, heeft gehoord. En die hij niet afwees.
Hij voelt zich verbonden met dit volk, dat het zo moeilijk heeft. Hij zoekt het op. Wil bemiddelen bij een conflict, maar slaat iemand dood en vlucht naar de woestijn van Midian. Nu ja, u kent de rest van het verhaal. Het troepje slaven is bevrijd, en heeft in de Sinaï met de Ene, de Aanwezige, een verbond gesloten. Maar als Mozes dan de berg is opgegaan om samen met de Heilige de puntjes op de i’s te zetten van die wetten en regels waartoe het volk zich verplicht heeft, en een hele maand wegblijft, en dan nog niet komt, en maar uitblijft, dan komt het volk tot de conclusie dat ze niets hebben aan deze god, want ze zitten in de woestijn zonder leider. Alleen Aäron, die is aangewezen als hogepriester, is er nog. Maar het is wel duidelijk dat hij geen idee heeft van een tocht door de woestijn. Hoe dat moet
Ze hebben zich vergist. Ze hebben een god nodig waar ze iets aan hebben. Een gouden kalf wordt het, waarin al hun goud en zilver gaat zitten.
Ze hebben het er voor over.
En eigenlijk hopen ze – denk ik – dat dit beeld hen terug zal brengen naar Egypte, waar het leven wel zwaar was, maar ook zeker. In elk geval zekerder dan in deze enge woestijn
In feite geven ze nu al de brui aan het pas gesloten verbond.

En God, die van de hoogte dat gedoe aanziet, die met eigen hand (of eigenlijk: eigen vinger) de wet grift in de harde steen, geeft er ook de brui aan. Als het zo moet, hoeft het van Hem niet.
Hij kan uit Mozes, die Hem wel dient, ook een volk maken. Dan duurt het maar wat langer.
Dat maakt niet uit.
Maar Mozes gaat er niet op in.
Hij komt met argumenten. Hij praat de Heer om.
Je moet er toch niet aan denken wat die Egyptenaren zouden zeggen, als ze hoorden dat het volk alsnog is omgekomen in de woestijn…
En God, die hield van Abraham, Izaäk en Jacob, die ook op Mozes zeer gesteld is, (daar kun je mee práten!), láát Zich ompraten.
Hij néémt de verantwoordelijkheid voor dit volk in wording weer op Zich, en zoekt hun heil in plaats van hun vernietiging.
Omdat Mozes het lef had Hem aan te spreken op Zijn beloften.
En niet bezweek voor de verleiding zelf een belangrijke rol te spelen.  Juist daarom kon hij zo belangrijk worden… door alleen maar te dienen.
Niet dat hij een zachte zoete jongen was, want toen hij de berg afdaalde met de stenen borden waarop de leefregels gegrift waren, en zag dat het volk, in plaats van vroom en gespannen te wachten op zijn terugkeer, losbollig aan het feestvieren was, toen gooide hij de kostbare stenen met de wet in een vlaag van woede aan de voet van de berg kapot, en hij liet het kalf vermalen tot fijn poeder, mengde het met water, en gaf het aan het volk te drinken, dat er natuurlijk behoorlijk ziek van werd. Een jongen vol temperament, die Mozes!
Maar daar ging het niet om in deze lezing.
In feite gaat het om de verwachtingen die God en het volk van elkaar hebben. Wat ze bij elkaar zoeken.
En ook al is er bij het sluiten van het verbond wel uitgesproken en afgesproken wat beide partijen van elkaar mochten verwachten, de détails, het dagelijks leven, daar zaten onduidelijkheden. Het is net als met een huwelijk, of samenwonen: je bespreekt van alles: hoe je de kinderen evt. gaat opvoeden, en wat je politieke standpunt is, maar het probleem komt als de één aan het eind van de tube de tandpasta uitknijpt en de ander in het midden... Het gaat vaak om kleine dingen die je goed uit moet spreken. 
God had een gids beloofd, en het volk verwachtte een godenbeeld dat vooruit ging en de weg wees.
De Heer kwam met een vuurzuil en een wolkkolom, maar wie garandeert dat zo’n wolk niet oplost, en dat het vuur niet opbrandt?
God hoopte op een volk dat van Hem zou houden. Dat was wat Hij zocht. Maar ze konden niet eens erg van zichzelf houden, vanuit hun slavenbestaan. Ze hadden geen duidelijk Godsbeeld, en geen duidelijk zelfbeeld. En ik betwijfel of ze er naar op zoek waren. Hun eerste zorg was te overleven

Zij moeten nog leren geloven dat overheden, en dus ook God, een zachte kant kunnen hebben…
Mozes, die aan het hof geleefd heeft, wéét dat dat kan. En hij zoekt dan ook naar die zachte kant van God… Hij gelooft er in.
Met succes.
Het volk moet echter nog leren geloven.  Dat is heel belangrijk...

Paulus schrijft het zo mooi in de brief aan de Hebreeën: Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien.
Dat gaat heel diep. Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, waar we op hopen voor ons zelf en voor onze kinderen, voor de wereld waarin we leven. Dat zijn de dingen waar we om bidden. Het geloof legt een bodem waarop we kunnen staan als we vragen, als we bidden, als we hopen. En het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien, maar wat er wel is.
Ik ben een heiden, zei laatst iemand, God bestaat niet. Ze was er heilig van overtuigd, omdat ze dat zo had geleerd, en omdat ze Hem nooit was tegengekomen, of niet had herkend toen ze Hem tegenkwam. Maar ja, dat is een bewijs uit het ongerijmde, want wat niet is dat kan nog komen.
Dat zie je aan ook het groepje ongeregeld dat de Heer uit Egypte opdiepte.
Zij wisten nauwelijks iets van de God van hun voorvaderen, en velen geloofden er ook niet in, ze hadden dan ook geen fundament waarop ze konden staan in hun hoop en verlangen.
Dat fundament is uiteindelijk de ervaring die mensen hebben en doorgeven. En die ervaring is toch belangrijker dan het theologische verhaal, als het er op aan komt. Ik sta hier ook niet alleen maar met: het staat in de bijbel, dus het zal wel waar wezen, en het verhaal zit zus en zo in elkaar, en dit zijn de achtergronden… Ik sta hier ook niet alleen met: mijn moeder en mijn vader geloofden het, en het waren eerbiedwaardige mensen, dus ik neem aan dat het waar is. Ik sta hier in wezen omdat ik geroepen ben, omdat ik die stem heb gehoord, omdat ik de ervaring heb dat de Aanwezige een actieve rol speelt in mijn leven, en dat Hij, Zij, een levende werkelijkheid is, die mijn leven verrijkt.
Ik kan U verzekeren dat God bestaat, me helpt, op de vingers tikt, de preek schrijft, en af en toe vertelt dat ik die of die eens op moet bellen…
Die ervaring geeft stevigheid, als je bidt, hoopt en gelooft dat God helpt in moeilijke situaties.
Dat gebeurt overigens niet altijd op de manier die je vraagt of wenselijk acht. Achteraf zie je de wijsheid er vaak wel van in. Dat hebben Henoch en Abel, Mozes en Jezus, ieder op hun eigen manier en wijze ook meegemaakt…
Door hun geloof konden ze vasthouden aan God, ook als de omstandigheden ze ongelijk gaven.
En daar kunnen wij ons aan vasthouden.

In de lezing uit Exodus zien we hoe God iets zoekt bij het volk dat Hij heeft uitgezocht
Liefde, die zich uit in het zoeken naar wat de Geliefde graag wil. Gehoorzaamheid is een te klein woord daarvoor.
In het Evangelie zien we dat God op zoek gaat naar wie Hem niet meer zoekt.
Naar aanleiding van het verhaal van de weggelopen zoon zei een aalmoezenier laatst in een preek: als wij één pas van God weglopen, komt Hij ons er tien achterna.
Hij hing dat op aan het verhaal, maar het was ongetwijfeld zijn eigen ervaring die hem dat deed zeggen.
Want God gáát naar ons op zoek, als we de verkeerde kant oplopen, als we wegdwalen uit Zijn zorg, uit de geborgenheid die Hij ons bieden kan.

Soms zijn we eigenwijs, en willen we alle dingen onderzoeken en zelf bepalen wat het goede is, soms dwalen we alleen maar weg uit nieuwsgierigheid. Op de zondagsschool zongen we over een lammetje dat ging dwalen omdat de zon zo mooi scheen en de bloemetjes verderop zo mooi bloeiden… en het dwaalde al verder heen. En dan wordt het donker en koud, en dan ben je opeens  heel alleen!
Je loopt vaak niet bewust weg, je let alleen maar niet op. We moeten ons in het leven, Jezus zegt dat regelmatig met nadruk, steeds bewust zijn van waar we mee bezig zijn, en wat we doen in relatie tot God. Als dat wat we doen, wat ons bezig houdt, maakt dat we God niet meer zien, dan moeten alle alarmbellen afgaan.
Dan moeten we ons ogenblikkelijk omdraaien, alles laten vallen, en meteen op zoek gaan naar Hem die onze gids in het leven is…
Dan zullen we ontdekken dat God ons al tegemoet komt. En dan is er feest Dan is er feest in de hemel, net zogoed als op de aarde. Er is feest omdat iemand die níet naar God zocht is teruggekomen.

Voor God bestaan er in feite geen heidenen.
We zijn allemaal kinderen van één Vader, schapen van één Kudde, hoe dwars of eigenwijs we ook willen wezen.
Wat me dit keer zo opviel in deze lezing van het verloren schaap en van de verloren drachme, (10% van je alimentatie, dat is niet niets!) is dat die blijdschap niet een persoonlijk gebeuren is, maar dat het heel de gemeenschap aangaat.
De herder viert met zijn buren en vrienden dat het schaap terug is, en de vrouw met haar buren en vriendinnen! Niet alleen wie je emotioneel na staan, maar ook de mensen waartussen je leeft. Zo viert God met alle engelen in de hemel feest als wij ons omdraaien, als wij stoppen met wat ons afleidt van God en van de weg die Hij ons wijst, en weer op zoek gaan naar Hem, die ons bestaan leven geeft en er het begin en doel van is.
Zullen we er maar eens over na denken hoe we een feestje in de hemel kunnen starten?
En zullen we ook maar weer eens zo met onze vrienden en buren begaan zijn, dat we ook zulke wezenlijke dingen met ze willen delen als: ik was God weer helemaal kwijt, maar nu ben ik gevonden, nu heb ik Hem teruggevonden, laten we feestvieren?
Dan legt ons geloof de grondslag voor alles waarop we hopen, en het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien, maar wat ons beloofd is: leven in eeuwigheid aan Gods hart, een plek om God te ontmoeten, een eeuwig even, een moment aan ons gegeven, een Paasdag die ons wenkt
Het zal er allemaal zijn.
En in Jezus, in de Heilige Geest die ons leidt op de weg naar God, ís het er al. Hier en nu.
Te veel om te begrijpen?
Laten we het maar gewoon vieren, in dankbare verwondering.
Samen. Met een helder beeld van God die om ons geeft en naar ons zoekt. Ook al blijft Zijn Wezen een mysterie voor ons. Met een helder beeld van onszelf en de naaste, als mensen die de moeite waard zijn om naar op zoek te gaan. Stuk voor stuk. Zo zij het.
Amen.

Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door te geven, om met velen te delen
     en er zo van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:   in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen wij uit de bundel Tussentijds lied 188.
Nu eerst de Collecte!

Gebed over de gaven Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons daarin de weg. Om Jezus’ wil…
Amen.

We zingen lied 188 uit Tussentijds. = Lied 731
Een bijzondere tekst van Willem Barnard om te proeven en te overdenken. 
En nee, dat eeuwig even is geen drukfout, zo staat het er echt.


Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U dat U ons telkens tegemoet komt, als wij U zoeken, wij danken U dat U ons al zocht voor we wisten dat we U niet meer zagen, niet meer hoorden…
U hebt ons geschapen naar een beeld dat U al van ons had, opdat we daar op mogen lijken, in al onze mogelijkheden, in al onze moeilijke tijden. Schenk ons dat telkens weer die Gids, de Heilige Geest, ons mag wenken en wijzen op de weg die we mogen gaan naar U en de ander.
Open ons de ogen en de oren voor deze lieve Helpster, voor Uw machtige Liefde, zodat we die weerspiegelen in al ons doen en laten.

Lieve God, wij bidden U voor deze wereld, die maar zo’n vaag beeld heeft van U, en die niet meer weet wat mensen zijn. Geen engel en geen dier, maar allemaal verschillend en allemaal kostbaar in Uw ogen. Help ons allen dat uit te dragen en die gedachte ook in ons leven gestalte te geven, dat we niet door een losse opmerking iemand neerhalen, door onachtzaamheid iemand uit de groep stoten, niet door liefdeloosheid een verwrongen beeld van U aan de wereld tonen.

Lieve God, we danken U dat we hier mogen zijn, en we bidden U voor allen die gevangen zijn, tussen vier muren, in een cel, een ziekenkamer, in armoede, in angst of onzekerheid… We bidden voor onze zieken, voor Jolien Nimmrdor, die zich niet goed voelde vanmorgen, en voor mevrouw Janssen, die opziet tegen een operatie... 
Wij bidden U voor hen die zorg verlenen, van wat voor aard ook. Sterk hen en spreek hen telkens weer moed in. Geef hen kracht en energie.
Zegen ons als gemeente, als mensen daarin, om zo een zegen voor onze buren en onze vrienden en vriendinnen te zijn. Dat we ons verlies en onze vreugde om U met hen delen.
Dit alles bidden we U om Hem die ons leerde bidden:

Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij aan anderen hun schuld vergeven;
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!

Ons slotlied is gezang 481: 1 – 3 = lied 838


Zegen:
De Heer schenkt ons
de behoedzaamheid van Zijn handen,
de goedheid van Zijn ogen,
de glimlach van Zijn mond,
 
de vastheid van Zijn stappen,
de vrede van Zijn woorden,
de warmte van Zijn hart,
het vuur van Zijn Geest,
de vreugdevolle geheimenis
van Zijn aanwezigheid.

Zo zegent ons en alle mensen
de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.    
Amen!

vers:4 


En toen werd er koffie gedronken (maar ik werd snel naar huisgebracht, naar mijn zieke man)...

...........................................................................................................