Voor eerdere diensten klik hier:

Zondag 15 na Trinitatis 9 september 2018 in de Lutherse kerk te Heusden 
Organist: Dr. Joop de Zwart

Orgelspel
 
Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.

Stilte

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.  
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer              
die hemel en aarde gemaakt heeft.

Verootmoediging
Goede God, wij vertrouwen op Uw Woord,
daarom zijn wij hierheen gekomen.
Wij bidden U voor allen die daar toe niet in staat zijn.

Lieve God, Uw genade is groter dan ons tekortschieten.
Daarop vertrouwen wij, als wij vragen om vergeving,
als wij U vragen om al wat ons aan zorgen en vragen,
aan verdriet en onrust aankleeft, van ons weg te nemen,
opdat wij U in alle vrijheid als Uw kinderen kunnen aanbidden.

Heer, vergeef ons al wat wij misdeden
en laat ons weer in vrede leven

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Introïtus: Ons introïtuslied is 67a

Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - want die is groot -
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!




Zondagsgebed:
Heer God, behoed Uw kerk wereldwijd, en bescherm ook ons tegen al die dingen die ons van U kunnen afhouden.
Dat bidden wij U
door Jezus Christus, onze Heer.
Amen.

Lezing Eerste Testament:
 Deuteronomium 4: 1-2, 9-20
Hiervoor: De eerste drie hoofdstukken bevatten een terugblik van Mozes, op het moment dat het volk op het punt staat het beloofde land in te trekken. Een Bijbelse Geschiedenis van het volk, die pas in de Babylonische ballingschap zo is opgeschreven.
Het gaat verder met aanmoedigingen voor het volk om zich aan Gods voorschriften te houden. We lezen:

4:1 Nu dan, Israël, hoor naar de statuten en de rechtsregels die ik aan jullie leer om (ze) uit te voeren, om zodoende (gezond) te leven, en het land binnen te gaan en in bezit te nemen, dat de Aanwezige, de God van jullie voorvaderen, bezig is jullie te geven…
2. Jullie zullen niets toevoegen aan hetgeen ik jullie opdraag, en jullie zullen daar niets aan af doen,
om (zo) de geboden van de Aanwezige, jullie God, die ik jullie opdraag, in ere te houden.

9. Alleen: houd  jezelf in ere én houd je ziel zeer in ere, zodat je de dingen die je ogen hebben gezien niet zult vergeten, en zodat ze alle dagen van je leven niet verdwijnen uit je hart, en zodat je ze aan je kinderen en kleinkinderen zult doen weten. 
10. (Zoals:) de dag waarop jullie bij de Horeb stonden voor de Aanwezige, jullie God, toen de Aanwezige tegen mij zei: “Haal het volk voor Mij bij elkaar, dan zal Ik hen Mijn woorden doen horen, zodat ze Mij leren respecteren, alle dagen dat ze leven op de aarde, en het het hun kinderen zullen leren”.
11. en (hoe) jullie dichterbij kwamen en bleven staan aan de voet van de berg, en (hoe) de berg een en al vuur was, dat reikte tot in het hart van de duistere hemel, dikke, donkere wolken…
12. Wel, de Aanwezige, jullie God, spràk vanuit het midden van het vuur, terwijl jullie luisterden naar het geluid van de woorden, maar een figuur zagen jullie niet, (er was alleen) maar een geluid.
13. Hij maakte jullie Zijn Verbond bekend, dat Hij jullie gebood uit te voeren: de Tien Woorden, en Hij grifte ze in twee stenen platen.

14. Mij gebood de Aanwezige op dat moment jullie de statuten en de rechtsregels te leren doen op het land daar, dat jullie binnentrekken om het in bezit te krijgen.

15. Letten jullie heel goed op jullie ziel, want jullie hebben geen enkele figuur gezien op de dag dat de Aanwezige, jullie God, aan het spreken was op de Horeb, midden in het vuur!
16. (Let op) dat jullie het niet (voor jezelf) bederven, en je een gesneden figuur maken, wàt voor een (afgods)beeld dan ook, hetzij mannelijk of vrouwelijk…
17. een beeld van enig dier op aarde, een beeld van enig gevleugeld gevogelte dat langs de hemel vliegt
18. een beeld van wàt dan ook dat over de grond kruipt, een beeld van wàt voor vis ook in de wateren onder de aarde… (= lager dan de aarde)…
19. (Let op) dat jullie je ogen niet opslaan naar de hemel, en kijken naar de zon en de maan en de sterren, heel het hemelleger, en je gedrongen voelt om je voor hen in aanbidding neer te buigen, en hen te dienen, die de Aanwezige, jullie God, (aan de hemel) heeft uitgestrooid voor alle volkeren onder de hemel.
20. Maar jullie heeft de Aanwezige (apart) genomen, en Hij heeft jullie uit de smeltoven van Egypte uitgeleid, om voor Hem een volk te zijn dat Zijn eigendom is, zoals tot op de dag van vandaag.

Wij zingen van het land dat óns beloofd is:
Lied: 753: 1 en 2


Epistellezing: Jacobus 1: 17 – 27
Met het oog op dat zalig land dat ons wacht schrijft Jacobus ons, ondanks vervolging en beproevingen:

17 elke goede gave, elk volmaakt geschenk komt van boven, van de Vader van de hemellichten; bij Hem is nooit enige verandering of verduistering waar te nemen.
18 Hij wilde ons door de verkondiging van de waarheid tot leven roepen, om ons de eersten te maken in Zijn schepping.

19 Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag zijn om te spreken, traag óók in het kwaad worden.
20 Want de woede van een mens brengt niets voort dat in Gods ogen rechtvaardig is.
21 Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden.
22 Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen.
23 Want wie de boodschap hoort, maar er niets mee doet, is net als iemand die het gezicht waarmee hij is geboren in de spiegel bekijkt:
24 die ziet zichzelf, maar zodra zij wegloopt is zij vergeten hoe zij eruitzag.
25 Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet die vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelt – die valt geluk ten deel, juist om wat hij of zij doet.
26 Wie meent God te dienen, maar intussen de tong niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn/haar dienst aan God is vergeefse moeite.
27 Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven.

De psalmist zingt: Halleluja! Geducht is de Heer, de Allerhoogste, machtige Koning van heel de aarde (psalm 47:3) HALLELUJA!


Wij zingen psalm 149: 1 en 2, een loflied, dat al minstens 2800 jaar gezongen wordt.
We staan in een oude traditie!
 


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 8: 27-38

De laatste tijd is de Heer ten Noorden van Galilea bezig geweest, Tyrus, Sidon, (ten N. v. Sarphat) en dan via de Decapolis naar het meer van Galilea, Hij geneest een dove, er is de 2e wonderbare spijziging, maar de discipelen begrijpen het wonder niet, zoals daarna blijkt, dan komen ze in Bethsaïda, een blinde wordt daar in etappes genezen wordt. (Mensen lopen als bomen.) En dan gaat de Heer verder. 

27 Jezus vertrok met Zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij aan Zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’
28 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat U een van de profeten bent.’
29 Toen vroeg Hij hun: ‘En wie ben Ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de Messias.’ –
30 Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken.

31 Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden, en door de oudsten van het volk, de Hogepriesters en de Schriftgeleerden, verworpen zou worden, en dat Hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan;
32 Hij sprak hierover in alle openheid. Toen nam Petrus hem apart en begon Hem streng terecht te wijzen.
33 Maar Hij draaide Zich om, keek Zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden:
‘Ga terug, àchter Mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’

34 Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij Zich en zei: ‘Wie Mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter Mij aan komen.
35 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij en het Evangelie, zal het behouden.
36 Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet?
37 Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven?

38 Wie zich tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd schaamt voor Mij en Mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon Zich ook voor hem (of haar) schaamt, wanneer Hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van Zijn Vader.’

Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan geven!


Credo:  In antwoord op Gods Woord willen wij samen ons geloof belijden door te zeggen:
In antwoord op Gods Woord belijden wij samen ons geloof.

Wij geloven in God - Schepper van hemel en aarde.
Heer over alle machten

Die om ons van alle macht heeft afgezien
en in Jezus de prijs heeft betaald voor onze overtredingen.

Die in eenvoud tot ons kwam,
en werd verraden en vermoord - gekruisigd...

maar Hij overwon de dood!

na drie dagen opgestaan ten leven
verscheen Hij aan vriend en vijand,

weer in Zijn hemels rijk terug zond Hij Zijn Geest
die ieder mens bezielen wil tot leven in de Heer.

Tot  een gemeenschap van heiligen,
door een doop, door vergeving van zonden,

tot leven in  der eeuwigheid.  
Amen

Preek
Genade zij u en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.

Lieve mensen, beminde kinderen van God,

Vandaag worden we in alle lezingen gewaarschuwd.
We worden gewaarschuwd in de lezing uit Deuteronomium om goed op te letten op onszelf, op onze herinneringen, op onze ziel, die goed te bewaken,
zodat we niet in de verleiding komen om iets toe te voegen aan, of weg te halen van de
boodschap van Godswege.
Een boodschap, bestaande uit de
Tien Leefregels, die het ons mogelijk zal maken om op een goede, gezonde manier samen te leven op de plek die voor ons bestemd is.
En laten we wel wezen: als iedereen zich daaraan zou houden, zou er op deze aarde al een boel minder ellende zijn. Ook in Nederland!
Jacobus is daar eveneens heel duidelijk over: het
woord van God, dat ons in het hart gegrift is, dat is een spiegel waaraan je je spiegelen kunt, en als je dat doet, en leeft naar wat je ziet in die spiegel, dan word je in Christus een vrij mens, wàt je omstandigheden ook zijn. Want dat woord van God toont ons Jezus, de mens zoals die hoort te wezen, zoals die bedoeld is. De Mensenzoon met een Hoofdletter.
Wanneer je je spiegelt in een aardse spiegel, (en in die tijd waren ze niet zoals die van tegenwoordig, maar vaak van gepolijst en gewreven metaal, zoals koper, dus een stuk minder helder dan nu) – dan zie je je buitenkant, het gezicht waarmee je geboren bent. Een vaag beeld, dus dat ben je zonder díe spiegel ook zó weer kwijt.
Het is van belang dat je die spiegels niet met elkaar verwisselt. Want kijken naar jezelf in een spiegel van glas of van gepoetst koper zet je hoogstens aan tot uiterlijkheden; je haren kammen, een vlekje wegwerken, of tot ijdelheden
o, wat ben ik geweldig! (Of: ik zie er niet uit…)
Maar dat heeft niets te maken met de dienst aan God, zoals we dat hoorden: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven.

Voor die uiterlijkheden, hier ‘de wereld’ genoemd, moet je uitkijken. Maak er geen afgod van.
Dat leidt maar af van het wezenlijke, van God Zelf.
Het is de spiegel van het Woord van God, die ons de innerlijke rijkdommen laat zien, rijkdommen die zich ooit kunnen vertalen in de Eeuwige Heerlijkheid.
Voor ons nét zo goed als voor de eerste Christenen.

Maar ook Jezus waarschuwt ons. Als wij Hem willen volgen, als het om ons leven gaat, om ons voortbestaan, dan moeten we bereid zijn om ons kruis op ons te nemen.
Petrus snapte daar al niets van, terwijl hij het voorbeeld van de Heer dagelijks voor ogen had.
Geen wonder dat er verderop in het Evangelie staat dat de mensen Jezus in de steek lieten, toen het hun duidelijk werd, dat Hij niet van plan was met geweld of met met wonderen de Romeinse bezetter het land uit te gooien, maar dat Hij het had over mildheid, nederigheid zelfs, de ander dienen en verzorgen 

Het zijn allemaal dingen die we van binnenuit misschien niet zo graag willen horen.
Maar nu ga ik jullie, helemaal tegen mijn gewoonte in, een stuk voorlezen van iemand anders.
Een stuk van ds. M. van Kampen – Boot dat twaalf jaar geleden in Woord en Dienst stond (hoe toepasselijk!) n.a.v Jacobus 1:2, waar staat dat je je mag verheugen in je beproevingen. Het tróf me.
Ze schreef:

‘Onlangs schreef een columnist in een dagblad over wat hij noemde ‘pluspakket-christendom’.
Bij verzekeringen kun je meestal kiezen: neem je het basispakket of neem je het pluspakket, en laat je je aanvullend verzekeren?
Geloof kan fungeren als pluspakket.
Je hebt alles wat anderen ook hebben, en dan heb je gelukkig ook nog een paar dingen meer: vergeving van zonden en uitzicht op een leven na de dood, om maar wat te noemen. Maar voor de alledaagse praktijk maakt het weinig uit. Niet: ‘gij geheel anders’, maar ‘gij ongeveer hetzelfde’. Dat geloven hartstocht meebrengt die je bereid maakt om offers te brengen van uit de liefde van je hart, dat besef is enorm aan slijtage onderhevig.
En de aanvechting is dan dat ook die ‘plus’ nog af gaat vlakken, omdat de grote woorden en feiten van het Evangelie, woorden als wedergeboorte en bekering, navolging en volharding, geloven-tegen-de-klippen op, nergens meer handen en voeten krijgen, zodat je ze op den duur niet eens meer begrijpt.

Als ik dan de stem van Jacobus hoor over de beproevingen, ‘allerlei beproevingen’, die de gemeente aanvechten, dan moet ik onwillekeurig ook hieraan denken.
Beproeving is daar, waar je onrustig wordt, daar waar je beseft: het zou me zomaar kunnen ontglippen. Daar waar elke vanzelfsprekendheid wegvalt. Daar waar je de discrepantie ervaart tussen de hoge woorden van het Evangelie en je eigen afgeplatte bestaan.
Beproeving en verleiding zijn intussen sombere woorden die een somber beeld oproepen en een sfeer creëren van: pas op, kijk uit!
En Jacobus wordt dan algauw een knijperig type die langs de kantlijn van ons leven een beetje tobberig staat te roepen dat je heel erg op je hoede moet zijn.
En inderdaad: het is de laatste ernst die in zijn woorden op ons afkomt, maar tegelijk is de toon zo volkomen anders: beproevingen? Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters!
De inzet is de blijdschap, niet het getob. Houd het voor enkel vreugde als je aanvechting ervaart.
Als je ervaart dat het schuurt, de manier van leven die de samenleving van je vraagt, en de roeping die je uit het Evangelie hoort.
Als er momenten zijn dat je iets van het offer kent, van een weg gaan die je moeilijk vindt. Houd het voor enkel vreugde, want het zou wel eens kunnen zijn dat God heel speciaal met je bezig is. God werkt door die beproevingen heen, zegt de stem.
En God werkt niet aan ons comfort.
Hij werkt aan ons karakter.

God houdt zoveel van je, dat Hij je neemt zoals je bent…
…maar Hij houdt teveel van je om je zo te laten!


Jacobus is op en top Jood. Zijn lezers zijn gelovigen die helemaal geworteld zijn in het Joodse denken, die de woorden van Jezus als de nieuwe Mozes gespeld hebben in de Bergrede. Jezus, die zei: Jullie zullen volmaakt zijn, zoals je Vader in de Hemel volmaakt is.
Zoals de priesters in de Tempel geen gebrek mochten hebben, zo zullen jullie door de beproevingen heen volmaakte priesters zijn voor God. En met dat doel wordt het geloof op de proef gesteld. En juist daar waar we dàt ervaren, daar is God aan ons bezig, daar vormt Hij ons karakter. Juist daar waar je grondig ontevreden bent, met de wereld, met jezelf en met de kerk, daar kom je tot gebed, tot vragen, tot volharden en hopen.

Daar
is Zijn belofte: Zo zult u zijn: volmaakt en volkomen, zonder enig tekort, tot leven geroepen als eerstelingen van Zijn schepping.
Dat God dàt met ons voorheeft, daar mogen wij ons eindeloos over verheugen.
Zei Jezus trouwens ook niet zoiets? ‘Gelukkig ben je als je vervolgd wordt, en beticht van allerlei kwaad. Verheug je en juich…’   (Bergrede Mattheüs 5)

Tot hier toe het citaat.

Volmaakt zijn… dat is nogal een opgave.
We weten wel beter van onszelf.
Maar dat hoeven we ook niet op eigen kracht.
Wij zijn in Jezus een nieuwe schepping van God!
Wij mogen rekenen op de hulp van de Heilige Geest.
Zij houdt ons de ware spiegel immers voor!
God werkt aan ons karakter.
Het lukt, als we ons vasthouden aan Gods woorden.
Als we niet hier en daar een scheutje water in de wijn doen. Of in de melk. Om het dicht bij huis te houden.
Ik herinner me dat de melkboer na de oorlog langs de huizen kwam met verschillende kwaliteiten melk. En dat mijn moeder, die héél erg op de kleintjes moest letten, wel eens zei: die niet, die is te blauw. Dat betekende dat er een flinke plens water in de melk was gegaan.
Dat accepteerde ze niet voor die prijs.
En zo staat God misschien ook wel aan de Deur, als we langs komen met ons leven
Als je aan ons leven niet kunt zien dat wij ‘mensen van de Weg’ zijn, volgelingen van Jezus, als je niet kunt zien dat wij de Tien Geboden en de Wet van de Naastenliefde in ons leven de eerste plaats geven, ook als dat ten koste van ons eigen comfort zou gaan, dan bieden wij onze naaste geen voedzame beker melk, maar op zijn best een blauwig aftreksel.
Dan nemen we God niet serieus, dan zal Jezus, wanneer Hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van Zijn Vader, ons niet herkennen als Zijn volgelingen.

Ja, toen ik dat opschreef, en terwijl ik daarover nadacht, flitste het ook door mij heen: waar sta ik zelf?

Daar zijn heel wat tekortkomingen, vrees ik.
Er is veel meer dat ik had kunnen en moeten doen, om Gods wil.
En ik nam me meteen voor om weer eens te kijken naar al die overschrijvingskaarten, van alle goede doelen, die al erg lang liggen te wachten, en ik dacht aan de mensen die ik eens zou moeten bellen (maar het was al tien uur ’s avonds, dus te laat), en… nu ja, veel meer.

Laten we nu niet somber worden, maar laten we deze woorden horen als een Goddelijke wekker, die ons tot bezinning roept. Want het is niet te laat.
God is genadig voor wie zich omkeert, en niet alleen luistert naar het Evangelie, naar de goede Boodschap van Gods liefde, maar er ook iets mee gaat doen.
Zelfs als dat met vallen en opstaan gaat.
Het is niet te laat. Morgen misschien wel, want wie weet wanneer de Heer komt. Misschien vanmiddag!

Maar Jezus heeft Zijn kruis niet voor niets gedragen.
Hij heeft de vijand overwonnen, Hij is door de dood heen gegaan, en is opgestaan.
In Zijn Opstanding mogen wij eeuwig leven, als wij luisteren en doen.
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!



Muziek  

God heeft ons vele gaven geschonken,
om ons blij te maken, maar ook om ons de gelegenheid te geven anderen blij te maken, door er van te delen.
Nu kunnen we dat doen in de collecte voor
Kerk in Actie: Kinderen in de knel*
*Kinderen zijn kwetsbaar. Helaas worden zij maar al te vaak misbruikt of aan hun lot overgelaten. Kerk in Actie bestrijdt kinderarbeid en uitbuiting
van kinderen en geeft straatkinderen, werkende kinderen, oorlogskinderen, gehandicapte en misbruikte kinderen de kans kind te zijn.*Na het gebed over de gaven zingen wij: lied 1005

Collecte

Gebed over de gaven

Lieve God, u geeft Uzelf aan ons.
Wij bieden U ons eigen leven aan.
Neem het, zoals U ons geld aanneemt,
dat het dienstig mag zijn voor U,
in de geest van Jezus - die ons voorging.

Amen.

Lied 1005


Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Goede God, wij danken U voor Uw geduld en Uw genade, voor Uw trouwe liefde, tot op het kruis.
Wij vragen U om vergeving voor al ons ongeduld, voor onze onvriendelijke woorden en gedachten.
Wij vragen U om vergeving om alle water dat dat wij in de melk van ons leven deden. Om alle keren dat we tegen beter weten in dachten: dat moet toch kunnen.
Maak ons weer wakker, open ons de ogen, herschep ons doen en laten, ons denken en dromen, zodat we weer echt volgers en navolgers worden van Uw Zoon en onze Heer.
Zo bidden wij U:


Liefdevolle God,
Wij danken U voor vrede en veiligheid, warmte en gezondheid, een tafel en een stoel, een dak boven ons hoofd.
En wij bidden U voor al die mensen die dat ontberen.
Wij bidden U voor al die vluchtelingen van hot naar her, die vaak nergens welkom zijn.
Die verdrinken of als slaaf verkocht worden onderweg, die worden weggestuurd, teruggestuurd.
Ons hart bloedde voor Lily en Howick, voor Mauro en al die anderen… Wij zijn dankbaar dat Lily en Howick mogen blijven, maar er zijn er nog zo veel…
Uw Zoon was ook vluchteling, dat vergeten we vaak.
Wij bidden U voor onze regeerders, en voor onszelf en onze kinderen, wanneer wij verschil kunnen maken voor kwetsbare mensen.
Wij danken voor de velen die initiatieven nemen.
Goede dingen doen. Leven in Uw Geest. Het kàn.
Voor hen allen bidden wij:



Dierbare God, Uw volk viert, vierde, Rosh Hashanna, het Nieuwjaarsfeest. Help hen zich aan al hun goede voornemens te houden, zodat deze wereld nog een beetje mooier wordt. Wij danken U voor Uw genade.
Wij danken U voor de lieve mensen om ons heen, voor de familie en vrienden, voor deze gemeente, deze gemeenschap. 
Wij bidden voor allen die alleen staan, voor alle slachtoffers van oorlog en geweld, van natuur en verkeer… Waar wij niet bij machte zijn om hen te helpen, wilt U daar nieuwe kansen scheppen…

In de stilte van dit moment bidden wij U voor alle mensen en situaties die ons bezig houden, laat Uw Geest onze gedachten en verlangens aan U mogen voorleggen…

En hoor ons, als wij met Uw Zoon Uw
Troon zoeken en samen zeggen:

Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd

Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.

Geef ons heden ons dagelijks brood

En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven

En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade



Ons slotlied is: 792: 1 en 3
Na de zegen zingen we, i.p.v. het ‘Amen’, vers 4

Zegen:
De Heer schenkt ons
de behoedzaamheid van Zijn handen,
de goedheid van Zijn ogen,
de glimlach van Zijn mond,
 
de vastheid van Zijn stappen,
de vrede van Zijn woorden,
de warmte van Zijn hart,
het vuur van Zijn Geest,
het vreugdevolle geheimenis
van Zijn aanwezigheid.

† Zo zegent ons nu de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest.  Amen!                         

Lied 792:4


Na afloop dronken we samen een kopje koffie in de tuin van het Gouverneurshuis, alleen onze enthousiaste organist moest weg, hij had vanavond nóg een dienst.