Zondag
12 na Trinitatis 10-8-2008 te Heusden Lutherse kerk.
Organist Joop de Zwart. 8
kerkgangers.
Wij zijn samengekomen in
de naam van de Vader,
de Zoon en de Heilige Geest
Amen
Genade zij u en Vrede van God onze Vader
en van Jezus Christus onze Heer.
Amen
Bemoediging:
Onze Hulp is in de naam van de Heer
Die Hemel en aarde gemaakt heeft.
De Heer zal bij u zijn.
De Heer zal u bewaren.
Gemeente gaat zitten
Verootmoediging:
Gebed van toenadering
Voorg.: Almachtige God,voor U liggen
alle harten open, alle verlangens zijn U bekend en geen geheim is voor U
verborgen.
Gebedsstilte
Zuiver de overleggingen van ons hart door
de ingeving van Uw heilige Geest, zodat wij U van harte liefhebben en grootmaken
Uw heilige Naam
Gem.: Amen.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder
die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag!
Ontferming en Genadeverkondiging
Kyriëgebed:
Laten wij de Heer om ontferming aanroepen voor de nood van de wereld,
voor een wereld van brood en spelen, waar eindeloos velen geen brood hebben, te
veel kinderen geen weet hebben van spelen, omdat ze werken tot ze er bij neer
vallen. Maar laten wij ook Zijn Naam prijzen,
want Zijn barmhartigheid heeft geen einde.
Zondagsgebed
Dienst van
het Woord
Ons lied om verlichting door de Heilige Geest
bij de opening van het woord: Tegen het Donker 96:5 (Sytze de Vries)
De organist speelt het één keer voor en dan zingen wij het twee maal. Dat
geeft u de gelegenheid om aan de melodie te wennen, en de tekst in u op te
nemen.
Lezing uit het Oude
Testament Jona 2: 1 - 11
U kent het verhaal: de profeet Jona (Jona
betekent duif) wordt gestuurd naar de grote concurrent Nineve,
met de mededeling dat ze zich moeten bekeren,
want anders gaat het heel erg mis.
Nu wil Jona niet liever dan dat het heel erg mis gaat met Nineve, dus hij
probeert onder deze opdracht uit te komen. (Nineve is voor Jeruzalem wat Georgië
is voor Zuid-Ocetië!) Jona boekt een cruise op zee, maar het zit niet mee: er
komt storm en alles zit op zo’n manier tegen, dat de bemanning het niet
vertrouwt. Daar moet iets achter zitten.
Jona biecht op dat hij daar illegaal zit, al heeft hij voor de overtocht
betaald. En dan wordt hij overboord gezet. We lezen:
17
(2:1) De HEER
liet Jona opslokken door een grote vis.
Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van
de vis.
1 (2:2)
Toen begon hij in de buik van de vis tot de HEER, zijn God, te bidden:
2 (2:3)
‘In mijn nood roep ik de HEER aan
en Hij antwoordt mij.
Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp–
U hoort mijn stem!
3 (2:4) U slingerde
mij de diepte in, naar het hart van de zee.
Door kolkend water ben ik omgeven,
zwaar slaan Uw golven over mij heen.
4 (2:5)
Ik zei (bij mijzelf): Verstoten
ben ik, verbannen uit Uw ogen.
Zal ik ooit opnieuw Uw heilige tempel aanschouwen?
5 (2:6)
Het water stijgt
tot aan mijn lippen,
muren van water storten op mij neer,
zeewier om mijn hoofd verstikt mij.
6 (2:7)
Ik zink tot de bodem, waar de bergen
oprijzen,
naar het rijk dat zijn grendels voorgoed achter
mij sluit.
Maar U trekt mij
levend uit de dood omhoog,
o HEER, mijn God!
7 (2:8)
Nu mijn levensadem mij verlaat roep ik U aan, HEER, en mijn
gebed komt tot U in Uw heilige tempel.
8 (2:9)
Zij die armzalige afgoden vereren,
verlaten u, trouwe God.
9 (2:10)
Maar ik zal mijn stem in dank verheffen
en U offers brengen; mijn geloften los
ik in.
Het is de HEER die redt!’
10 (2:11) Toen, op bevel van de HEER, spuwde
de vis Jona uit
op het land.
Wat moet Jona dankbaar geweest zijn! Hij zal het zeker eens geweest zijn
met dichter van de psalm die we nu gaan zingen: Psalm 29: 1 en 6, machtige
mensen, en mensen zoals wij, allemaal hebben we redenen te over om God de eer te
geven die Hem toekomt, omdat Hij sterker is dan alle ellende die soms over ons
heen gestort lijkt te worden.
Laten
we zingen!
Epistellezing: Romeinen 8: 31-39
Paulus heeft geschreven over de verwachtingen die wij als kinderen van God
mogen koesteren, ook als de wereld tegen ons is. Hij schrijft verder over de
zekerheid die het geloof kent:
31. Wat kunnen we over die dingen zeggen?
Als God
voor ons is, wie is er dan nog tegen ons?
32. (God) die Zijn eigen Zoon niet eens spaarde,
maar die Hem ten gunste van ons allen
overleverde, zou Hij ons, met Hem,
niet alle andere genadegaven geven?
33. Wie zal een aanklacht indienen tegen Gods uitverkorenen, als het God
is die rechtvaardig verklaart?
34. Wie is er dan nog die veroordeelt?
(Hoogstens) Christus Jezus, in Zijn sterven, maar nog liever
in Zijn opwekking, Hij die ook aan Gods
rechterkant is, Hij die ook voor ons pleit...
35. Wie kan ons scheiden van de liefde van Christus?
Hongersnood soms, of verdrukking of zware omstandigheden? Of vervolging? Of
naaktheid? Of gevaar? Of een zwaard???
36. Zoals er (al) geschreven staat: 'Om Uwentwil
worden we heel de tijd ter dood gebracht, worden we beschouwd als slachtvee.....
37. Maar in al
die dingen behalen wij een schitterende overwinning
door Hem die van ons houdt.
38. Want ik geloof vast en zeker
dat dood noch leven, noch engelen, noch de dingen die in het begin zijn
gebeurd, noch wat er nu is, noch de toekomst, noch autoriteiten
39. noch hoogte noch diepte, noch ook enig ander schepsel ons zal
kunnen scheiden van Gods Liefde
in Christus Jezus, onze Heer.
De dichter van psalm 34:2 zingt ons voor:
Halleluja, de Heer wil ik prijzen, elk uur van de dag, mijn mond is altijd
vol van Zijn lof! Halleluja!
mhalleluja3
Gemeente gaat staan
Evangelielezing: Mattheüs 14: 22 - 33
Johannes de Doper, familie van Jezus, is omgebracht. Als Jezus dat hoort,
gaat hij weg, naar afgelegen plekken, maar ook daar volgen de mensen Hem, en Hij
voedt ze naar lichaam en geest: de eerste wonderbaarlijke vermenigvuldiging van
brood en vis.
Het verhaal gaat hier verder:
22 Meteen daarna gelastte Hij
de leerlingen in de boot te stappen en
alvast vooruit te gaan naar de overkant,
Hij zou ook komen nadat Hij de mensen had weggestuurd.
23 Toen Hij hen weggestuurd had,
ging Hij de berg op om er in afzondering
te bidden. De nacht viel, en Hij
was daar helemaal alleen.
24 De boot
was intussen al vele stadiën van de vaste wal verwijderd en werd,
als gevolg van de tegenwind, door de golven
geteisterd.
25 Tegen het einde van de
nacht kwam Hij naar hen toe, lopend
over het meer.
26 Toen de leerlingen Hem op
het meer zagen lopen, raakten ze in paniek.
Ze riepen: ‘Een spook!’ en schreeuwden het uit
van angst.
27 Meteen sprak Jezus hen aan:
‘Blijf kalm! Ik
ben het, wees niet bang!’
28 Petrus
antwoordde: ‘Heer, als U het bent, zeg me dan
dat ik over het water naar U toe moet
komen.’
29 Hij zei: ‘Kom!’
Petrus stapte uit de boot en liep
over het water naar Jezus toe.
30 Maar toen hij (voelde) zag
hoe sterk de wind was, werd hij bang.
Hij begon te zinken en schreeuwde het
uit:
‘Heer, red me!’
31 Meteen
strekte Jezus zijn hand uit, Hij greep hem vast en zei: ‘Kleingelovige,
waarom heb je getwijfeld?’
32 Toen ze in de boot
stapten, ging de wind liggen.
33 In de boot bogen de
anderen zich voor Hem neer en zeiden: ‘U bent werkelijk
Gods Zoon!’
Zalig die het Woord van God horen en er gehoor aan
geven!
Gemeente gaat zitten
Laten wij zingen vanuit de onrust die dit verhaal oproept: gezang 423 Ach, blijf
met Uw genade, Heer Jezus ons nabij...
Preek
Genade zij u en vrede
van God onze Vader en van Jezus
Christus, onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve mensen,
Max Tailleur vertelde eens over Moos en Saar, die op vacantie in het Heilige
Land een tochtje wilden maken op het meer van Genesareth. Maar het bedrag dat de
kapitein van de boot daarvoor vroeg was zó belachelijk hoog, dat Moos hardop
vroeg of hij het wel goed verstaan had. De kapitein zei toen: ja, maar dit is wél
het meer waarover Jezus heeft gelopen. Zei Moos: Ja, dat kan ik me voorstellen,
met zulke prijzen! ;-)
Zo kom je nog wel eens iets onverwachts tegen op vacantie. Soms
vervelende dingen maar vaak onvermoede schatten
aan mensen en mooie dingen. Ik hoop dat dit laatste u is
overkomen.
Ik mag in elk geval hopen dat uw vacantie
minder rampzalig is verlopen dan het uitje
van Jona. Dat was ook niet echt een vacantie,
maar het was een vlucht. Een vlucht voor God
en voor het goede, dat Jona zelf
niet wilde. Misschien was het ook wel een vlucht voor Jona zelf.
Het was in elk geval een vlucht, want in Jona’s
dagen ging niemand uit zijn omgeving voor zijn of haar plezier de zee op.
Een cruise kwam echt in niemands
hoofd op.
Iedereen wist dat de zee een gevaarlijke
en onberekenbare instantie was. Eerder een vijand
dan een vriend.
Je moest wel erg wanhopig of moedig zijn, om je op een schip te begeven.
In de diepte van de zee huizen de oermonsters, de Leviathan en andere,
die als het ware nog een restje zijn van de tohoe wabohoe, de warboel
en chaos, die God bij de schepping
heeft bedwongen.
Voor mensen dood-eng, maar God speelt
er mee, zoals we kunnen horen in psalm 104. Wie in zee
zwemt, en niet een beetje poedelt langs de rand, maar echt ver van het land,
die legt haar en zijn leven in Gods hand,
of speelt met de dood.
Een onverwachte stroming, een plotselinge afkoeling,
een wind die draait, voor je het weet heb je kramp, en is
het land bijna onbereikbaar geworden. Ik spreek uit ervaring. Zeilers
en surfers weten er alles van: hoe onberekenbaar de zee is.
Dat geldt net zo goed voor de Middellandse
zee, waar Jona aan boord gaat, en waar Paulus schipbreuk leidt op weg naar Rome,
als voor het Meer van Genesareth, (dat is
tussen haakjes een andere naam voor het meer van Galilea) waar het nog steeds gigantisch
kan spoken, door de wind die opeens
opsteekt, en van de bergen afduikt, zo
op het behoorlijk grote meer. Dat heeft een oppervlakte van 165 km² en een
maximale diepte van 46 meter… Geen kleinigheid dus. Daar kunnen geweldige draaikolken
ontstaan.
Vissers en schippers zijn dus mensen met moed,
met gezond verstand, en een boel geloof.
Ze hebben weet van de monsterlijke
onwaarschijnlijkheden die onder het
bedrieglijke wateroppervlak kunnen loeren, en
die het op de kwetsbare mens hebben
voorzien.
De bemanning van het schip waarop Jona
reist, merkt dat deze storm niet ‘normaal’
is. Er moet meer aan de hand zijn, iemand moet de goden
hebben beledigd.
En als Jona opbiecht dat hij wegvlucht
voor een opdracht van zijn God, een opdracht waar hij geen trek in
had, wordt hem beleefd maar dringend te kennen gegeven, dat het wel
zo sociaal is als hij maar over boord stapt.
Inderdaad houdt het daarna op met stormen.
Het monster van de diepte
heeft zijn buit binnen.
…
Tegen deze achtergrond is het ook niet vreemd
als de leerlingen van onze Heer zich niet prettig
voelen, wanneer ze tegen een uur of vier ’s morgens, nog een paar uur voor het
licht wordt, en nog een flink stuk van land,
in een heftige storm verzeild raken. Aan
een zeil heb je dan ook niet veel, dus dat zullen ze gereefd
hebben. Ze ploeteren met de riemen die ze aan boord hebben, om het schip
tenminste wat op koers te houden, met de kop
tegen de wind in, zodat ze niet omkiepen of
onverwacht te pletter te slaan tegen je-weet-maar-nooit.
En dán…
dan is daar een gestalte die op
de golven naar ze toe komt lopen. Ziet u het voor U? U zou het ook uitgillen!
Maar beide verhalen hebben veel méér gemeen dan het dreigende water, en de vernietigende kracht
van de storm.
Het zijn allebei wonderverhalen.
Dat kan toch niet? zullen mensen
vragen. Over het water lopen…
Er zijn hele reeksen met moppen over mensen die weten waar de paaltjes staan, en
niemand neemt het serieus. En die grote vis: dan
‘kan’ alleen maar een walvis zijn, en kijk
eens wat een kleine keeltjes die hebben? Serieuze wetenschappers
zullen je dat triomfantelijk voor de voeten werpen. En na drie dagen en drie
nachten ben je zonder meer al gestikt! Zo! Daar heb je niet van terug!
Tja, toch ben ik daar niet zo van onder de indruk.
Ik ben niet bang voor een wonder, want ik heb er genoeg gezien in mijn leven. Echte.
Ik ben voldoende geschoold in de wetenschappen om te weten dat hetgeen de massa
als vaststaand gegeven wordt voorgeschoteld
niet meer is dan de laatste theorie. En die theorieën worden om de
zoveel jaar weer bijgesteld. En vaak komen oude
gedachten met een nieuw sausje na geruime tijd weer terug.
Binnen de theoretische natuurkunde is nu sprake van een theorie van
non-localiteit waarbinnen waarschijnlijke mogelijkheden bestaan die daarbuiten
alleen een feit worden als iemand ze waarneemt, en daar zijn wonderen geen
onmogelijk verschijnsel meer. Alleen wat onvoorspelbaar.
En laten we wel wezen: als God alle
wateren van deze wereld in Zijn handholte kan houden, dan kan Zijn Zoon
natuurlijk zonder meer op het water lopen. Dat
het ‘hoe dan?’
ons begrip te bóven gaat, doet daar niets aan af.
In het verhaal van Jona staat heel
nadrukkelijk dat Jona drie dagen en drie nachten in de ingewanden
van de vis verblijft. En dat brengt ons bij de kern
van het verhaal, want het getal drie hoort in het bijbels denken bij God.
Jezus zal later naar de tijd tussen Zijn dood en Zijn opstanding verwijzen als
‘het teken van Jona.’
Jona is in de tijdruimte van God. Hoe we ons dat dan ook voor mogen stellen. In
elk geval moet het voor Jona een eindeloze tijd zijn, waarbij hij zich
heen en weer gerukt voelt tussen twee krachten. De dood bedreigt hem, hij is al
hard op weg een lijk te worden dat wordt opgedregd, met het zeewier
al in de haren. Dieper dan de fundamenten van de bergen is hij de zee
in getrokken. Hij heeft geen enkel houvast meer. Golven
slaan over hem heen, water stroomt als een kolkende
rivier, beelden schieten tekort om te schilderen
wat hij ervaart.
Hij is aan het eind. Hij is al afgeschreven.
Het vijandige water voltrekt Gods straf
aan hem. En dan tóch, dan zal hij het toch nog uitschreeuwen tot God,
hij zal om hulp roepen, hij zal bij zichzelf
zeggen: ik kan niet dieper afzakken dan me gebeurd is,
hij heeft niets meer te verliezen, maar alles te hopen.
(Loesje: het was zo donker om me heen, dat ik alleen maar lichtpuntjes zag.)
En God heeft Jona geantwoord, God heeft hem doen opklimmen uit de diepte, uit
het verderf.
U trekt mij levend
uit de dood omhoog, o HEER, mijn God! Dat is het
eerste. Nu mijn levensadem mij verlaat roep ik U aan, stond
er daarna in onze lezing.
Gods hulp is er
al voordat we beginnen te bidden, Hij hoort ons gebed, ook al geloven
we er niets van dat we Hem nog kunnen bereiken. Ook al hebben we
geen levensmoed meer. Ook al kunnen we het niet
geloven.
In diepte van ellende roep ik, mijn God, tot U, zegt de psalm.
Het heeft weinig zin om te roepen, als je er niet van uitgaat dat
er iemand is die horen kan. En toch doen mensen dat intuïtief.
Ik roep, Hij
antwoordt, begint het gebed van Jona.
Omdat God hem optrekt, kan Jona bidden.
En daarom, daarom wordt Jona zichzelf weer.
Krijgt hij, die zo in het nauw
zat, als iemand die is opgegeten door een vis, weer vleugels, kan hij
weer een duif zijn…
Hij heeft er alleen niet zoveel van geleerd, maar dát is het volgende
hoofdstuk.
Ik ga terug naar het Evangelie, dat hiermee vergelijkbaar is…
Ik zei het al: ook de leerlingen van Jezus
zijn in paniek. Er komt iets heel erg èngs op ze af. Door regen en wind
verblind zien ze maar half, maar dan wordt hun roep tot God om hulp beantwoord
door een vertrouwde stem.
Jezus.
De Heer!
Je roept God, en Jezus komt. Hij
is Gods antwoord.
En dan is daar temidden van die leerlingen Petrus.
Meer hart dan verstand, dus hij roept:
als U het echt bent, laat me dan net als U
over het water lopen!
En Jezus zegt: Kóm.
Zolang Petrus naar Jezus kijkt gaat alles goed.
Maar als hij om zich heen kijkt, als hij zich laat afleiden, ziet
hij hoe hard de wind waait, en uit welke hoek,
en hoe gevaarlijk dat is. En dan zakt het fundament onder zijn geloof weg, dat hij kan doen wat Jezus
hem zegt.
Maar zodra hij roept, zijn aandacht weer vestigt op Jezus, is die Hand daar, die
hem weer op de benen zet, dan is de Stem
daar, die de storm kalmeert,
die de monsters wegjaagt, als Jezus en
hij samen in de boot klimmen.
In beide verhalen is het God die al klaar
staat om ons te redden, voordat het tot ons doordringt,
dat wij die redding, die hulp,
wel eens nodig konden hebben.
En tóch mogen we er in de ergste omstandigheden,
- en in ieder mensenleven komen er momenten van doodsnood en angst die zo
groot is dat je niet verder denkt te kunnen, - toch mogen we er ook dan
op rekenen, dat God ons niet alleen laat. Dat
die hand daar is, die ons uit de diepte weg
sleurt, dat die stem daar is die de storm in ons en om ons kalmeren
wil, dat we kunnen wankelen, en dat we
misschien natte voeten krijgen, maar dat
we maar hoeven te roepen: help! en Hij is er. Vertrouw
er op.
Want dit mogen we geloven, dat dood
noch leven, noch engelen,
noch de dingen die in het begin zijn gebeurd, noch wat er nu is,
noch de toekomst, noch autoriteiten
noch hoogte noch diepte, noch ook enig ander schepsel ons zal
kunnen scheiden van Gods Liefde
in Christus Jezus, onze Heer.
Houd dat vast. Het is onze reddingsboei ten leven.
Wie zich richt op de armoedige afgoden van deze tijd, verlaat God.
Die zijn de prooi van de monsters in de diepte.
In de diepte van het water, in de diepte van het
bestaan, in de diepte van onze eigen ziel.
Maar kijken we op, roepen we om God dan zien we hoe de engste vis uit de diepste
zee ons weer uitspuwt op Gods bevel. Dan zien we op die kwade macht geschreven
hoe God begin en einde van alles is, zoals de α (alpha) en de ω (omega) op de vis, die u
op uw liturgie ziet.
Gods liefde overwint alles.
Laten we onze blik blijven richten op Gods
Zoon.
Zijn geloof in ons
redt ons, Hij hoort ons. Telkens weer.
Amen.
Orgelspel
Antwoordlied:
gezang
437
= Lied 834
Dienst van Gebeden en Gaven
Alles wat wij hebben , hebben wij van God gekregen,
om door te
geven, om met velen te delen
en er zo van te
genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte. Nu
eerst de Collecte voor: de diaconie en die daarna is voor de eigen gemeente.
(Uitgang?)
Dankgebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend, wat wij hebben gekregen, is uit Uw
genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken over onze tijd,
liefde en aandacht.
Wil er Uw zegen over geven...
Wijs ons in dit alles de weg. Om Jezus’ wil… Amen.
Geloofsbelijdenis
Gezang 90: 2, 3 en 6 (staande) = Lied 902
Voorbeden
Lieve God, wij danken U dat U er voor ons bent ook al vluchten wij vaak weg voor
wat U van ons vraagt.
Open ons de ogen en de oren, opdat we U zien, en op U vertrouwen, midden in de
stormen van het leven.
Zo bidden wij:
Mheeronzegod
Heer
God, wij danken U voor de rust waarin ons land zich nu nog bevindt. En vanuit
die dankbaarheid bidden wij U voor de volken van Georgië en Ocetië, van
Rusland en van grote delen van Afrika, die zich zomaar, onverwacht in oorlog
bevinden.
Voor de mensen, die huis en haard moeten verlaten, zonder enige zekerheid, voor
de mensen die getroffen zijn door geweld, voor kwetsbare mensen, die misschien
niet eens weten dat U er bent. Die Uw stem niet hebben leren verstaan, die Uw
hand niet zien…
Zo bidden wij:
Goede
God, wij danken voor onze jarigen,
voor Joop en de dochter van Riet, en wij bidden
voor onze zieken. We denken aan Dirk-Jan, aan Gerrit en ook aan Jeanet,
aan Frederik en onze andere zieken. En wij bidden om Uw wondere tussenkomst nu
een huwelijk van een van Uw kinderen door visumproblemen in het gedrang komt.
Wil toch een oplossing geven!
Zo bidden wij:
Lieve
God, wij danken U voor de vacantie. Voor de tijd die er was, of voor sommigen nu
aanbreekt, om op adem te komen, om tijd vrij te maken, eindelijk, voor U.
Geef dat we niet weer op de loop gaan, maar help ons door Uw Geesten en Haar
veelkleurige gaven, het goede te doen dat op ons pad komt.
Zo bidden wij:
Stil gebed
Onze Vader in de hemel, laat Uw Naam geheiligd worden,
Laat Uw koninkrijk komen en Uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig
was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.
Want aan U behoort het koningschap,
de macht en de majesteit,
tot in eeuwigheid,
Amen.
Gemeente staat op
Slotlied Tegen het Donker 83:1
(Sytze de Vries)
Uitzending
en Zegen
Dat onze tong woorden van liefde
zal spreken,
dat onze handen daden van warmte
uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst zijn op signalen
van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg
van de vrede.
Daartoe zegent ons de God van Jona, Petrus en
Jezus:
De Heer zegent u en Hij behoedt u,
De Heer doet Zijn Aangezicht over u lichten en is u genadig,
De Heer verheft Zijn Aangezicht over u en geeft u vrede.
Tegen het Donker 83:2
Daarna zijn we naar Hanny en Edy getogen, waar we nog lang genoten van koffie,
cake, soesjes, soep en toast. Met nog een concertje toe. :-)