Dienst in de Gereformeerde kerk
de Heusden, samen met de Lutheranen.
Organist: Henk Biesheuvel. Verder 29 volwassenen en 5 of 6
kinderen.
Wij
zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de
Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze hulp is in de naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Wij belijden voor de Almachtige God,
dat wij gezondigd hebben,
gezondigd, in gedachten,
woorden en daden.
Het is onze schuld, onze eigen grote schuld.
Daarom vragen wij God, de Almachtige,
de Barmhartige, zich over ons te ontfermen,
ons al onze zonden te vergeven
en ons te bevrijden van alles
wat verkeerd
is. Amen
De
Almachtige God schenke ons
Zijn genade
Amen Zo lief
had God deze wereld,
dat Hij Zijn eniggeboren Zoon
gegeven
heeft,
opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf
ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!
Ons Introïtuslied, deze derde zondag na Trinitatis, is
psalm 25: 4, 2 en
10
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van
deze
wereld,
Maar laten wij dan ook Zijn naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!
Zondagsgebed
Grote God, U die wilt dat wij weten
wat er
voor ons over U te weten valt, geef dat ons ook dit
uur
door Uw Heilige
Geest Uw Woord wordt verhelderd
en verklaard, om de
grote liefde die U voor ons hebt, en
door Jezus
Christus, onze Heer. Amen
Lezing Oude Testament Jesaja
12: 1 - 6.
Dit is een deel van de profetie
over de eindtijd,
waarin alles goed komt, wanneer de Messias
en het vrederijk komen, de wolf
bij het schaap ligt en de panter
bij
het bokje… Israël
zal nieuwe heerlijkheid hebben,
wordt er
beloofd. Het gaat verder met het danklied van de
verlosten, waarin
ook het loflied van Mozes bij de Schelfzee nog doorklinkt:
1.
Op die
dag mag je zeggen:
Ik loof U, Aanwezige,
Hoewel U woedend was op mij
is Uw boosheid gekeerd,
en U hebt het weer goed gemaakt voor mij… 2.
Kijkt
toch! God is mijn redding!
Ik heb me aan Hem mogen vastklampen,
en hoef niet bang te zijn.
Want mijn kracht en lofzang is mijn heilige Heer: de Aanwezige,
Ja, Hij is mij tot redding!
Looft de Aanwezige,
roept het uit in Zijn Naam!
Maak dat de vreemde volkeren geloven
in Zijn grote daden;
maak ze indachtig hoe groot
Zijn Naam is.
dat is iets dat over heel de aarde wordt geweten! 6.
Inwoonster
van Sion: laat je juichkreet
horen,
zing hardóp,
want groot is in je midden de Heilige
van Israël! Wij zingen
mét
Israël: psalm 2: 1 en 2
Epistel 1 Johannes 4: 7 – 16 NBV
Een
mooie brief, die het verdient in zijn geheel gelezen te worden, en waar
we veel
van kunnen leren. Ik raad u aan om ‘m vanavond of vanmiddag bij
het eten maar
eens ter hand te nemen. Hier gaat het er over hoe we in een geest van
oprechte
liefde met elkaar en met God om moeten gaan. We lezen:
7 Geliefde broeders en zusters,
laten wij elkaar liefhebben,
want de liefde komt uit God voort. Ieder
die liefheeft is uit God geboren en kent God.
8
Wie niet liefheeft kent God
niet, want God is liefde.
9
En hierin is Gods liefde ons geopenbaard:
God heeft zijn enige Zoon in de wereld
gezonden, opdat we door Hem zouden leven.
10 Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God
hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft lief-gehad en
zijn Zoon
heeft gezonden om verzoening te
brengen voor
onze zonden.
11
Geliefde broeders en zusters, als God
ons zo
heeft liefgehad, moeten ook wij elkaar
liefhebben.
12
Niemand heeft God ooit gezien.
Maar als we elkaar liefhebben,
blijft
God in ons
en is Zijn liefde in ons ten volle werkelijkheid
geworden.
13
Dat wij in Hem blijven
en Hij in ons, weten we
doordat hij ons heeft laten delen in zijn Geest.
14
En we hebben zelf gezien waarvan we
nu getuigen:
dat de Vader zijn Zoon
gezonden heeft als redder van de wereld.
15
Als iemand belijdt dat Jezus
de Zoon van God is, blijft God in
hem en haar en
blijft z/hij in God.
Laten we zingen een bekend lied uit de Evangelische liedbundel: nr 232:
Is hier een
hart door vrees benard...
Want juist de
liefde wordt telkens
aangevallen.
Juist wie liefheeft
wordt vaak aangevochten door twijfel,
maar het is ook de liefde die ons aanmoedigt
om te
vertrouwen in Gods
goedheid…
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Mattheüs 9: 35 –
10:15(16)
In het deel dat hieraan
voorafgaat, geneest de Heer zieken, blinden zelfs, en wekt Hij het
dochtertje
van Jaïrus op uit de dood. Overal
wordt over hem verteld, maar de Farizeeërs zeggen dat Hij dit
alles vast doet op gezag van de duivel. We
lezen verder:
35. En Jezus trok rond door alle steden
en dorpen waar Hij in hun
synagogen onderwees,
en de blijde boodschap van het Koninkrijk
proclameerde, en elke ziekte
en elk
tekortschieten van het lichaam
genas.
36. Bij het zien van de menigte voelde Hij medelijden
met hen in Zich opwellen, want ze verkeerden in een miserabele
toestand
en waren ontheemd, zoals schapen die geen herder
hebben.
37. Dan zegt Hij tegen Zijn leerlingen:
“Er is wel veel te oogsten, maar weinig
werkers zijn er.
38. Zendt dan nu toch smeekbeden
op
naar de Heer van de oogst, opdat Hij
werkers
af mag zenden op Zijn oogst.”
10:1. En nadat Hij Zijn 12 leerlingen
bij elkaar
geroepen had, gaf Hij ze gezag
over onreine
geesten om ze uit te werpen,
en om elke ziekte, en elk
tekort-komen
van het lichaam, te genezen.
2. De namen van de 12 zendelingen, (de 12 apostelen,)
zijn deze:
Eerst Simon (Hij heeft gehoord),
die Petrus
(Rots) genoemd wordt, en Andreas
(de
Macho) zijn broer, en Jacobus (hielen-lichter)
van Zebedeüs (de
Aanwezige schenkt) en
Johannes (de Aanwezige is
genadig) zijn broer.
3. Filippus (paardenvriend)
en Bartholomeüs
(zoon van Tolmai = de broederlijke), Thomas
(tweeling) en Mattheüs (geschenk
van
de Aanwezige) de belasting-ophaler, Jacobus
(hielenlichter) van Alfeüs,
(God
heeft een plaatsvervanger (voor een dood kind) gegeven) en Thaddeüs
(kracht Gods)....
4. Simon (Hij heeft
gehoord) de Kanaäniet
en Judas (Lof
Gods) uit Carioth,
die Hem ook verraden heeft.
5. Déze 12 zond Jezus weg,
waarbij Hij hen
als volgt vertelde wat ze moesten doen: “Vertrek niet
naar de
weg tot de volkeren, en ga geen Samaritaanse
stad binnen.
6. Ga liever op reis naar de verdwaalde schapen van
het huis Israël.
7. Jullie moeten op reis het volgende duidelijk maken: Het
rijk der hemelen komt al dichtbij!
8. Geneest zieken, wekt doden op, maakt melaatsen
rein,
werpt demonen uit. Jullie kregen (dit) voor niets,
geeft (het) dan voor niets!”
9. Heb alsjeblieft geen goud of zilver achter de hand in jullie
gordels,
10. geen portefeuille voor onderweg,
en niet twee mantels,
of extra sandalen en stok, want de arbeider is
zijn voedsel
waard.
11. Maar stel dat je een stad
of dorp binnengaat,
bekijk dan goed wie daar (een) waardig
(persoon) is –
blijf daar,
totdat je weer weg gaat.
12. (Eenmaal) het huis binnengekomen,
moet je (de bewoners) groeten
en als het
huis (het) waard(ig) mocht
wezen, laat
dan jullie vrede
er op neerdalen.
13. Maar als het niet waardig mocht wezen, moet jullie
vrede naar
jullie terugkomen.
14. En ieder die jullie niet ontvangen wil, en niet
naar jullie
woorden luisteren wil: als
jullie dat
huis of die stad uitgaan, moeten jullie het opgewaaide
stof
nog van jullie voeten schudden.
15. Waarachtig, Ik zeg
jullie: het zal
voor de inwoners van Sodom en Gomorra
makkelijker zijn op de dag des oordeels
dan voor díe stad.
16. Zie ik zend jullie als schapen temidden van wolven,
weest dan voorzichtig als de
slangen
en oprecht als de duiven.
Zalig die het woord van God horen - en er
gehoor aan
geven!
Credo:
Wij belijden ons geloof samen met de eerste getuigen van Jezus Christus:
Met Johannes de Doper: Zie hier het lam Gods dat de zonden der
wereld
wegdraagt...
Met Andreas: We hebben de Messias gevonden...
Met Nathanaël: Meester, U
bent de Zoon van God, de koning van Israël...
Met de Samaritanen: Wij weten dat Hij werkelijk de redder der
wereld is...
Met Petrus: U bent de Christus, de Zoon van de levende God....
Met Martha: U bent de Christus, de Zoon van God, die in de
wereld komt...
Met Thomas: Mijn Heer en Mijn God....
Amen.
Preek
GENADE
ZIJ U EN VREDE VAN GOD
ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS,
ONZE HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve gemeente van God.
In deze groene tijd na de grote
feesten van Pasen
tot Pinksteren en Trinitatis
is het moment gekomen om ons geloof uit te bouwen, om verder
te
kijken dan het hier en nu, en om vanuit het Halleluja
en het Gloria ons te richten op
het koninkrijk
van God dat zo aanstaande
is, dat het al onder ons is, vaak zonder
dat we het merken, en op de toekomst die ons wacht.
Ten onrechte wordt de groene tijd
ook wel
genoemd: de feestloze tijd van het kerkelijk jaar.
Ten onrechte, want wat kan
er nu feestelijker
zijn dan voortbouwen op de
feesten, wat kan
er mooier zijn dan het verzorgen en straks oogsten
van de vruchten van die feesten die
ons geloof
hebben versterkt?
Het is een tijd van rijping, van verder
gaan, van brede horizonten en grote
verwachtingen. Verwachtingen, niet alleen van de Heer,
en wat Die voor ons zal gaan doen,
zoals we zagen
in de eerste lezing, maar ook van verwachtingen ten
aanzien van elkaar
en van onszelf, zoals ons wordt aangereikt
in de epistel en het Evangelie.
Als we goed kijken, zien we centraal
in de eerste lezing dat er ook iets van ons wordt verwacht:
niet alleen
de lofzang die de Heer
aanspreekt, maar ook de lofzang die de mensen om ons heen
aanspreekt – over God.
We zeggen dat zo makkelijk: iemands lof zingen, en als we
ergens vol
van zijn, als we iets erg belangrijk vinden, let maar eens op,
dan
gaat iemands stem vaak nét
een toontje omhoog.
Het hééft iets van zingen!
Ben je verliefd, heb je een idool, een nieuw speeltje,
dan
is dat niet zo moeilijk: de lof
er van zingen.
Dan ben je er vol van.
En zo zal eens heel
de wereld vol zijn van
God… omdat wij
ze verteld hebben van Zijn
grote daden.
Maar als we daar eens over nadenken, dan komen de meesten van
ons tot de
conclusie dat onze mond helemaal niet altijd overloopt
van Gods
grote daden.
Betekent dat misschien dat ons hart er niet zo vol
van is als het wel zou mogen zijn?
Zijn die grote daden voor ons gevoel,
in
onze beleving, dan toch een
ver
van mijn bed show, ondanks alle mooie liederen
die we met
zoveel enthousiasme de laatste maanden hebben kunnen zingen?
Ondanks de vreugde, die we toch echt
wel
gevoeld hebben, af en toe?
Voelen we het dan niet, dat de Heer
ons
tot kracht is, en tot redding?
Ervaren we het dan nooit, dat we water kunnen putten met
diepe
vreugde uit de reddende
waterbronnen?
Letterlijk: als we de kraan opendraaien, en er stroomt zomaar
helder en zuiver drinkwater uit, een wonder: meer dan de helft
van
de wereldbevolking kan daar niet zomaar op rekenen,
en figuurlijk: je hebt ergens enorme behoefte aan, een
diep verlangen,
en opeens is het er…
Velen zullen zeggen: nou, nee, niet zo.
Maar we hebben toch redenen genoeg om dankbaar
te zijn, om te roepen: ja! (joepie!) als we genoeg nadenken. Misschien is dat ons probleem wel: dat we de
dingen te veel als vanzelfsprekend
aannemen,
en we de diepe verwondering en dankbaarheid
kwijt zijn in ons leven.
En daarom geen oog meer hebben voor Gods grote daden.
Voor Zijn liefde.
Gister kreeg ik een brief uit Zweden, van Barbro, die
op de nationale
feestdag verzuchtte dat de Zweden een voorbeeld
konden nemen aan de Nederlanders en de Denen
in het vieren van deze feestdag.
Haar conclusie was: ze weten het niet meer wat het is:
onvrij
zijn.
En zo is het met ons ook vaak: we zijn zo opgegroeid
met de woorden liefde, bevrijding
en genade, dat we dreigen ze
voor kennisgeving
aan te nemen.
En toch zijn het zeer wezenlijke
begrippen, die onze verhouding met God en met elkaar zouden moeten kenmerken.
En allereerst onze verhouding tot onszelf.
Wie van zichzelf niet kan houden,
wie
zichzelf niet genadig kan zijn, die
kan niet vrij
zijn om anderen lief te hebben.
Om God lief te hebben…
Groot is in ons midden de Heilige
van Israël.
Dat was de laatste zin van deze Jesaja-profetie.,.
Laten we dat dan even tot ons doordringen.
In ons midden is Hij.
Godzelf.
U ziet het niet, maar Hij staat achter u, zit naast
u.
Hij is hier en nu.
Hoe reageren we dan?
Zeggen we met een grote grijns: wat fijn
dat U
er bent, of schuiven we wat ongemakkelijk heen en weer
op onze
stoel?
Zijn we dan al vergeten, dat God zoveel van ons houdt, van ieder
van ons, dat Hij Zijn Zoon heeft
gestuurd, opdat
iedereen die van Hem houden wil, en in Hem gelooft,
het eeuwig leven zal hebben?
Zijn we Pasen en Pinksteren dan al vergeten?
Hij is immers gekomen om ons leven te delen opdat wij het Zijne
zullen delen?
Van Zijn kant heeft Hij alle barrières neer
gehaald, laten wij dan gewoon genieten
en geloven… en er over praten…
Want het is toch verrukkelijk, dat God zich niet te goed voelt
om hier
te zijn, om samen te genieten
van de sfeer,
van uw en Zijn aanwezigheid, van de liederen,
de kinderen, de zon,
het leven…
Ook die behoren tot Gods grote daden!
Het is allemaal een kwestie van liefde…
Ik denk dat de schrijver van de eerste Johannes-brief het prachtig
heeft verwoord
als hij schrijft: Het wezenlijke van de
liefde is
niet dat wij God hebben
liefgehad, maar
dat Hij ons heeft liefgehad, en wel zo
lief, dat Hij Zijn Zoon
heeft gezonden om verzoening te
brengen voor
onze zonden.
En de logische conclusie is dat wij elkaar dan ook
met een
dergelijke intensiteit moeten en vooral mogen liefhebben.
Dat is geen opdracht, maar een logisch gevolg
van Gods liefde.
Als we elkaar liefhebben is en blijft God in ons, dan woont en
werkt Hij
daar, dan is Ze stralend aanwezig. En zichtbaar
voor de buitenwereld.
En op het moment dat wij onszelf toestaan (want het is
natuurlijk
wel een keus, dat zult u moeten toegeven!) aan iemand een hekel
te
hebben, dan jagen we God weg. Simpel.
Dan kan Ze niet binnen ons, en vanuit en door
ons,
van die ander houden.
Kiezen voor God is niet iets
voor zolang
het ons uitkomt, en op de momenten die wij daar voor
bestemmen.
Als we kiezen voor God dan is dat met huid en haar en
op dood
en leven.
Kerk zijn, gemeente zijn is niet voor watjes.
Dat vraagt heel wat van ons.
God is liefde.
Wij hebben Gods liefde, die om
en in ons is,
leren kennen en we vertrouwen daarop, schrijft Johannes. Terecht.
We mogen vertrouwen dat die liefde
ons draagt
en doortrilt. Ons doorzingt
en woorden en
vleugels geeft, wanneer we daar om vragen.
En dat belijden, dat
Jezus de Zoon van
God is, dat is méér dan het uitspreken van het Credo,
dat is aan de slag gaan met je geloof.
Dat is getuigen.
En dat geldt ook voor ons.
Niet alleen voor de leerlingen van Jezus in het
jaar zoveel.
De evangelielezing begon met Jezus, die door alle steden
en dorpen trok, en in de
synagogen, zeg maar
in de zondagse bijeenkomsten, onderwees en de blijde
boodschap van het Koninkrijk
proclameerde, en de mensen genas naar lichaam en ziel.
Hij ziet de oogst rijpen,
maar dat gaat niet
vanzelf. God moet mensen sturen om de oogst binnen
te halen. Mensen, die anderen aanspreken
op hun geloof. Op hun daden.
Mensen met lef.
Het moet van God komen.
En God geeft op Zijn en ons gebed mensen.
Gewone mensen, zoals u en ik, zoals Simon en Andreas, Judas en
Jacobus… en de
rest…
Niet veel bijzonders, maar voor God goed genoeg.
Is het u opgevallen? Ze zullen op het verzoek van de Heer Jezus zeker
gebeden
hebben om werkers die de oogst waar Jezus het over had, binnen te halen.
En dan zijn ze opeens zelf de verhoring van dat gebed. Het was vast
niet wat ze
verwachtten…
En Jezus geeft hen gezag, geeft ook ons gezag over onreine
geesten,
om de mensen naar lichaam en ziel te genezen,
zodat ze open kunnen staan voor Gods liefde.
En daarmee voor de andere mensen.
En dan opeens zijn ze in het zelfde vers geen leerlingen
meer maar gezondenen, missionarissen,
zendelingen.
Apostelen, in het Grieks.
Mensen met een opdracht. De opdracht te getuigen
van Gods grote daden, met de woorden: het rijk
der hemelen komt al dichtbij.
Ja, waar Jezus is, en zeker waar de Opgestane
Heer is, daar is het koningschap
van God een feit.
Waar mensen hun leven in dienst van
de liefde
stellen, daar heerst God,
want God is liefde.
Maar waar mensen zo dienstbereid zijn, daar is God ook Zelf
aanwezig, en dan kunnen er ongelooflijke
wonderen gebeuren, als je er maar
in durft geloven.
Zieken en doden, dat klinkt spectaculair.
Maar gastvrijheid, die onbekende mensen te logeren vraagt, is
al een even
groot wonder… ook als gastvrijheid de norm is, houdt
niet iedereen
zich er aan, en Jezus zegt tegen Zijn leerlingen,
Zijn gezondenen, en net zo goed
tegen ons:
Ik stuur jullie als schapen temidden van wolven,
Het is niet zonder risico. Niet zonder gevaar.
We houden vaak liever onze mond over ons geloof, want
je weet maar
nooit wat voor onaangenaamheden
het kan
oproepen.
Jezus wéét dat. En toch…
Toch stuurt Hij ons, om voorzichtig en
oprecht, verstandig en
vanuit ons hart,
te getuigen van Gods liefde voor alle
mensen.
Voor u en jou, voor haar en voor hem, voor leuke
en voor vervelende mensen, die allemaal beminden
Gods zijn. Net als wij.
Laten we dan ons hart en ons verstand openen
voor die liefde.
Laten we dan putten uit die heilbrengende
waterbronnen. Laten we naar elkaar en onszelf kijken met de milde
ogen
van God.
Want als Hij zit op de stoel naast u, dan zit Hij ook
op de
stoel naast die van uw buurman, uw buurvrouw,
en dat is huiveringwekkend
en heerlijk.
Als Hij in ons aan het werk mag gaan, als wij Zijn
woorden van
heil, genade, vergeving en liefde willen spreken en handen
en voeten
geven, dan is Zijn koninkrijk hier
en nu,
en overal waar we gaan en staan.
De oogst is groot.
Laten we de Heer van de oogst vragen ons aan te nemen
in Zijn dienst.
Amen.
Muziek
Gods liefde is groot en strekt zich uit tot alle mensen,
wij kunnen daarin delen:
dag aan dag met vriendelijkheid en aandacht,
geld en geduld,
nu kunnen we er gestalte aan geven, als een goed begin, in de collecte…
Na het gebed over de gaven zingen we:
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 425: 1, 3 en 5
Maar nu eerst de collecte!
Gebed over de gaven
Lieve God, wilt U alstublieft zegenen wat we hier bij elkaar hebben
gebracht,
zodat het is tot eer van Uw Naam,
en zodat het Uw gemeente wereldwijd ten goede komt.
Laat het een offer zijn, dat onze dankbaarheid en liefde uitdrukt,
door Jezus Christus, onze Heer. Amen
Gezang 425: 1, 3 en 5 = Lied 977
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U voor zoveel schoonheid,
zoveel liefde, zoveel goedheid.
Wij danken U, dat U zo in ons gelooft,
en wij smeken U: wek ons geloof weer op,
geef passie aan onze liefde,
woon met Uw Geest en Haar gaven in
ons, en
wil in en door ons aan het werk gaan. Lieve God, wij danken
U voor deze beide gemeenten, voor de goede banden, het
groeiend begrip,
hoe aarzelend ook nog af en toe.
En wij bidden voor stad en land,
voor overheden en machthebbers, dat U hen inspireert
tot goede beslissingen, zuivere
overwegingen, een bereidheid tot dienen. Juist
in deze wereld waar zoveel mis is, waar zoveel leed is.
Er zijn
immers geen grenzen aan Uw macht voor elk die wonderen van U verwacht! Lieve God, wij danken
U dat we mensen om ons heen hebben, waarmee we de ervaringen
met U kunnen delen. Onze vreugde,
en onze dorre tijden.
Onze angsten en onzekerheden,
maar ook
onze mooie momenten. Ze worden er stralender
van. Wij danken U voor de
mensen van wie we mogen houden. Voor hen die hier niet
zijn, voor
hen die hier niet willen of kunnen zijn, en voor hen die in pijn
en verdriet leven. Die in onvermogen
leven om Uw liefde tot zich door te laten dringen, en naar
anderen toe te
uiten. Wil hen helen en genezen,
nu en telkens weer.
Voor alle zieken
Voor alle mensen in nood, waar dan ook, willen we U
bidden, opdat
er mensen gevonden worden die in actie
komen.
Voor onszelf bidden we, dat U ons
geloof wilt
sterken en doen rijpen, dat U ons
de moed
en het vertrouwen geeft om te leven
en
te werken in en vanuit Uw liefde.
Kom met Uw gaven, lieve Geest van God,
zodat we kunnen loven en bidden zoals Jezus ons leerde: Onze Vader, die in de hemel
zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. Geef ons
heden ons dagelijks
brood En vergeef
ons onze
schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven En leid ons
niet in
verzoeking
Maar verlos ons van het kwade…
Ons
slotlied, dat we staande zingen, is gezang 425: 6, en direct na de
zegen zingen
we, in plaats van het amen, van het zelfde lied vers 7, het laatste
vers.
Gez. 425 : 6 = Lied 977:6
Zegen:
God, die stralende liefde is,
wil U zegenen en behoeden,
wil U helen en genezen,
wil Uw woning en Uw kracht
zijn.
Zo is en blijft
U zeer nabij:
de Vader, de Zoon
en de Heilige
Geest
voor altijd.
Amen
425:7 = Lied 977:7
En toen was er koffie!
...................