Voor eerdere diensten klik hier:


Zondag 9 na Trinitatis 29-7-2018 in de Lutherse kerk te Zeist 
Organist: Dirk Andel (die tot genoegen van de gemeente voor de dienst nog iets vertelde over de te spelen muziek)...

Orgelspel

Afkondigingen en aansteken van de kaarsen.

Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.    
Amen

Onze Hulp is in de Naam van de Heer    
die hemel en aarde gemaakt heeft.

God van hemel en aarde,
God van leven en dood, van dood en leven,
wij staan voor U met lege handen,
met besmeurde handen,
met een geweten dat zich niet tot rust laat brengen.
U zo groot, wij zo bijna niets,
en tóch verwaand en overtuigd van eigenwaarde,
tot we de gevolgen zien van wat we deden.
Wij zijn nergens, Heer,
als U ons rekenschap vraagt.
Daarom smeken wij U om genade;
daarom vragen wij U:
vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.

Amen.

Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt, en eeuwig leven hebben mag!

Introïtus:

Ons Introïtuslied is lied 858


Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze wereld, - die is overweldigend groot – oorlogen, branden, aardbevingen, uitbraak van ebola, droogte en watervloeden…
- maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt!


Zondagsgebed
Heer van Hemel en aarde, in Uw Hand ligt ons leven, zoals het was en zoals het zal zijn.
Help ons de juiste keuzes te maken
door Jezus Christus, onze Heer.

Lezing Oude Testament: 2 Koningen 4: 8 – 17
Hiervoor heeft de profeet Elisa een weduwe ontmoet met twee kinderen. Ze heeft schulden, en de schuldeiser wil haar kinderen als lijfeigenen vorderen. Het enige dat ze nog bezit is een kruikje olie. Elisa laat haar alle kruiken uit de buurt lenen, en dan kan zij ze vullen vanuit haar kruikje. Zo kan ze haar schulden afbetalen, en ze heeft nog een beetje over om opnieuw van te beginnen.
Het leven gaat verder…

8. Wat gebeurt er: op een dag gaat Elisa op reis naar Sunem, (dubbele verblijfsplaats), en daar had je een belangrijke vrouw, en hij ging er éten; het geval was, dat hij, elke keer als hij er op reis langs kwam, daarheen afsloeg om (er) te logeren en te eten.
9 En zij zei tegen haar man: ‘Kijk eens hier, je weet wel, de heilige Godsman, dat hij regelmatig bij ons langs reist.
10 Laten we op de muur van ons huis een kleine bovenkamer maken, en laten we er voor hem een bed neerzetten, en een tafel, een makkelijke stoel (letterlijk: troon), en een luchter…
Als hij bij geval bij ons komt, dan kan hij daar overnachten’.
11 En het gebeurt. Op een dag komt hij daarheen, en men brengt Elisa erhéén, en hij slaapt er.
12. Dan zegt hij tegen Gehazi, zijn bediende, ga deze Sunamitische eens roepen. Hij riep haar.
En zij kwam voor hem staan.
13 Hij (Elisa) zei tegen hem (Gehazi): ‘Zeg toch tegen haar: ‘U hebt met dit (alles) zoveel zorg aan ons besteed, is er iets dat wij voor U kunnen doen? Misschien een goed woordje voor U bij de koning of bij de gouverneur, geld…?’’
Zij sprak: ‘Ik, ik woon al tussen mijn eigen mensen!’
14 En hij (Elisa) zei: ‘Wat kunnen we voor haar doen?’ Maar Gehazi zei: ‘Al met al heeft ze géén zoon, en haar man is al bejaard!’
15 Wel, hij zei: ‘Roep haar.’   
Zij kwam in de deuropening staan. 
16 En hij (Elisa) zei: ‘Over een jaar zult u om deze tijd een zoon knuffelen’. Maar zij zei: ‘Ach nee, mijnheer de Godsman, houd uw dienares nie­t voor de gek!’
17 Maar de vrouw raakte zwanger en ze beviel van een zoon, precies op de tijd die de Godsman had gezegd.

Tot hiertoe onze eerste, dankbaar stemmende, lezing.

De Gradualepsalm is nummer 118: 1, 5 en 10

Laten we die in beurtzang zingen.

Epistellezing: Efese  4: 25 – 5:2
Paulus schrijft over de grote liefde van Christus, die het Hoofd van de gemeente is, waarvan wij samen het lichaam vormen. Daarbij past ook een steeds weer nieuwe, bewuste, manier van leven, want, schrijft hij: Jullie hebben Christus leren kennen en weten dat dit in Christus de waarheid is, dat jullie in je doop je oude mens, en je oude manier van leven hebt uitgedaan, en dat de Geest je anders laat denken, als nieuwe schepping. Hij gaat verder:

4: 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij Zijn elkanders ledematen.
26 Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid,
27 geef de duivel geen kans.
28 Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard te werken om iets weg te kunnen geven aan wie het nodig heeft.
29 Laat geen vuile taal over uw lippen komen, maar alleen goede en waar nodig opbouwende woorden, die goeddoen aan wie ze hoort.
30 Doe de Heilige Geest van God geen verdriet. De Heilige Geest is in jullie aanwezig, als bewijs dat jullie bij God horen. Daardoor worden jullie gered op de dag dat God de Christenen komt bevrijden.

31 Alle woede en alle boosheid moet bij jullie verdwijnen, net als alle andere slechtheid.  
Schreeuw niet langer en vloek niet meer.
32 Wees goed en hartelijk voor elkaar. En vergeef elkaar. Want God heeft ook jullie fouten vergeven, omdat Christus voor jullie gestorven is.

5:1 Jullie Zijn Gods kinderen, en Hij houdt van jullie. Volg daarom Zijn goede voorbeeld,
 2 en leef met elkaar in liefde. Zo leefde Christus ook. Hij hield van ons, en Hij is voor ons gestorven. Hij gaf Zijn leven als offer, en dat was een geschenk dat God graag aannam.

Psalmwoord: Halleluja. Loof de HEER, roep luid Zijn Naam,  maak Zijn daden bekend onder de volken. Ps 105:1 HALLELUJA!


Lied 702 zingt over die Christus, Gods geschenk aan ons.


Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 7: 24 – 30
Hiervoor: Een Twistgesprek met Farizeeën over innerlijke en uiterlijke reinheid en het houden van geboden. De vorige keer hebben we daar over gesproken. De Heer heeft er even genoeg van, en vertrekt voor een korte vacantie naar het buitenland.

24 Hij rees op, daarvandaan, en ging weg naar het gebergte van Tyrus,      
en toen Hij in een huis introk, wilde Hij niet dat iemand er van af wist.   

doch Hij kon niet onopgemerkt blijven.
25 Maar direct was er een vrouw die over Hem hoorde, die een dochter had, behept met een gemene geest. Toen ze (bij Hem) kwam, wierp ze zich aan Zijn voeten neer.
26. De vrouw nu was een Griekse, een Syro-Phoenisische van geboorte, en ze vroeg Hem de demon uit haar dochter uit te werpen.
27. Maar Hij zei tegen haar: “Laat eerst de kinderen maar verzadigd worden, want het is niet goed het voedsel van de kinderen af te nemen en de hondjes toe te werpen.”
28. Zij echter antwoordde en zei tegen Hem:
‘Heer, ook de hondjes onder de tafel eten van de kruimels van de kindertjes.’
29 En Hij zei tegen haar: “Om dít woord: vertrek! De demon is uit uw dochter weggegaan.”
30 En toen zij weggegaan was naar haar huis, vond ze het kindje op het bed, waar het was neergesmeten door de demon, toen die (uit haar) weg ging.
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven!

In antwoord op Gods Woord willen wij in samenspraak ons geloof belijden: 
Dat er een God is, die van mensen houdt zoals ze zijn,
dat wil ik geloven.
Een God die ons gewild heeft en bedacht,
dat wil ik geloven.
Dat Hij hemel en aarde in de hand heeft,
dood en leven,
dat wil ik geloven.
Dat Hij van mij, kleine mens, houdt,
dat wil ik geloven.
Dat God in Jezus mens werd,
dat wil ik geloven.
Een mens die ons leven deelde,
en voor ons stierf op een kruis,
dat wil ik geloven.
Dat Hij opstond uit de dood, als eerste van velen,
dat wil ik geloven.
Dat Hij ruimte voor ons maakt bij God,
dat wil ik geloven.
Dat Gods Geest puur liefde en leven is,
dat wil ik geloven.
Dat Ze ons allen nabij is,
dat wil ik geloven.
Dat Ze ons kracht geeft en moed om te leven,
liefde en waardigheid,
dat wil ik geloven.
Dat we zó kerk zijn, gemeenschap van heil,
dat wil ik geloven.
Om doop en vergeving, genade en toekomst
wil ik geloven
in God die van mij houdt.
Amen
.

Preek
Genade zij U en vrede van God onze Vader en van Jezus Christus, onze Heer, door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, broeders en zusters die bij elkaar horen als de vingers aan één hand, als de leden van één lichaam.

We hèbben samen iets, en als je hier zo zit, dan ben je je daar van bewust. Samen zingen, samen bidden, samen koffie drinken, en samen Gods woorden horen… dat doet even iets met je.
Sommigen van ons spreken of zien elkaar door de week nog wel, misschien houden jullie op een andere manier contact, maar… wat bindt ons eigenlijk echt?
Is het dít gebouw, waar we al zo lang samenkomen, of het gevoel dat we toch een beetje familie van elkaar zijn geworden, mensen van wie je op aan kunt, als het moeilijk is?
Is het toch ook dat we in Jezus een gemeenschappelijk kompas hebben op de weg door het leven, een roepstem, die we – de ene keer meer, en de andere keer wat minder – gehoorzamen?
En dat van elkaar weten?
Ik denk dat het van alles wat is.
Dit kruis, dat een muur van stenen, die anders weggegooid zouden worden, stevigheid geeft, en staat voor dat ruw houten kruis op die heuvel daarginds… Bijna 4600 kilometer hier vandaan, en toch… als we het avondmaal vieren, dan staan we daar.
Zo is de Bijbelse geschiedenis ook ónze geschiedenis, en zo gaan die verhalen en die brieven, waar we vandaag iets uit hoorden, ook ons aan.

Vandaag ontmoetten we twee vrouwen met pit.
De vrouwen in de Bijbel zijn lang niet die doetjes in sluiers die onze kanseltijgers er in de latere eeuwen van gemaakt hebben.
Het ‘Mij geschiede naar Uw woord’ is geen gemompelde onderworpenheid van een ‘vrouw die haar plaats kent’, maar een bewuste keuze.
De vrouw hàd een keus! Een sterke vrouw, waar zul je die vinden? (Spreuken 31:10) In het Hebreeuws staat daar chaïl, en dat betekent dat ze haar mannetje staat. Het is dan wel tijdgebonden dat in de Bijbelvertaling van 1952 staat: een degelijke vrouw… of zelfs: een degelijke huisvrouw!

Toen de tweede wereldoorlog voorbij was, en al die militairen terugkwamen, was er geen plaats meer voor de vrouwen als onze moeders, de sterke vrouwen, die de maatschappij draaiend hadden gehouden tijdens de oorlog.
Zij moesten terug naar de keuken, of een kantoorhitje worden, met een strakke rok en op hoge hakken… Dat gebeurde vooral in de landen die lang actief in de oorlog waren betrokken, de V.S., Engeland, etcetera, maar die cultuuromslag gebeurde daarna ook hier, en tot mijn verrassing zag ik dat terug in de Bijbelvertaling uit die tijd.

Nu, dat was even een omweggetje, dat ons laat zien dat het nuttig is en blijft om je er bewust van te wezen, dat vertalingen mede een product zijn van hun cultuur en hun tijd, en dat we niet kunnen zonder de grondtalen, en de oudste schriftelijke getuigen, waarover we beschikken.
Al ons kennen, ook in de theologie, is een voorlopig en voorzichtig aftasten en zoeken naar de oorspronkelijke boodschap.
De Reformatie heeft ons daar ook in gevormd.
Hervormd heeft Luther ons, als ik zo vrij mag zijn.

Goed, terug naar de vrouwen. Zelfbewuste vrouwen komen we meer dan eens tegen in de Schrift.
Ook de vrouw uit Sunem is er een.
Zij is degene die het initiatief neemt om voor de profeet, de man van God, die het land doorkruist, een eigen plekje te creëren.
De huizen hadden in die tijd en streek meestal geen verdieping, maar wel een plat dak, waar eventueel de was kon liggen drogen, of de fruitoogst… Als er mensen kwamen logeren, dan sliepen ze beneden, tussen of naast de familie.

Deze vrouw en haar man gaan uit hun dak om Elisa, ik zou haast zeggen: goddelijke, eer te bewijzen. In elk geval koninklijke eer. Niet voor niets is daar sprake van een zetel. Een troon.
Een tafel en een luchter om een licht op te zetten.
Dan denk je aan iemand die leest, die heilige boeken uitlegt of schrijft. Iemand met veel gezag.
En Elisa glijdt als vanzelf in die rol.
Hij loopt na het slapen gaan niet naar beneden om te zeggen: ‘Geweldig, lieve mensen, ik heb zó heerlijk geslapen! Dank jullie wel…’
Nee, nu hij wordt behandeld als de vertegenwoordiger van God, handelt hij ook zo.
Hij stuurt zijn knecht naar beneden, en laat mevrouw halen.
Hij spreekt haar ook niet direct aan, maar is als het ware een priester. Een man die bemiddelt tussen God en mensen. Dat past bij de cultuur van de tijd, in de godsdiensten rondom.
Allemaal heel keurig, en afgepast.
Elisa laat vragen of hij iets terug kan doen.
Of ze een wens heeft.
Fier gaat haar kin omhoog, en ze zegt frank en vrij dat zij woont onder haar eigen mensen, waar zij iemand is! Ze heeft niets van hem nodig.
Je hoort haar bijna de deur achter zich dichtgooien als ze – misschien wel nijdig – naar beneden stormt.
‘Oei, dat ging niet helemaal zoals bedoeld’, denkt Elisa. Hij overlegt met Gehazi, die de zwakke plek in het leven van deze mensen heeft gezien: zij hebben geen zoon. Waarschijnlijk betekent het dat ze helemaal geen kinderen hebben.
En mijnheer is al oud
Gehazi wordt naar beneden gestuurd om mevrouw nog een keer terug te halen.
Elisa, tja, ik vermoed dat hij in de tussentijd een goed gesprek heeft met zijn God… want al is hij een machtige profeet, hij weet dat al zijn wonderdaden van God moeten komen.

Mevrouw is nog niet helemaal bekomen van haar verontwaardiging, en blijft in de deur staan.
Je ziet het voor je. Wat moet hij nou weer!!!
Het plezier van de verrassing is er voor haar al lang af. Mannen!
En dan komt Elisa met deze boodschap. Direct.
Op de vrouw af. Vandaag over een jaar heeft ze een kind om te knuffelen.
Dàt is haar diepste wens. Niet het succes, niet het mooie huis, de zekerheid, maar de liefde te kunnen uiten, die diep in haar verborgen ligt.
 
Hoe waagt hij het de draak te steken met haar diepe pijn! Ze antwoordt hem waardig. Beleefd.
Dat is onmogelijk.

Maar een jaar later weet ze het: voor de God van Elisa is niets onmogelijk.
En dàt is de strekking van het verhaal.

Voor de Zoon van deze God is ook niets onmogelijk. Al dacht Hij Zelf dat Hij er even helemaal doorheen zat, dat Hij echt vacantie nodig had.
Even naar het buitenland, even geen mensen die allemaal iets van je willen, even niet meer geven, geven, gevenHij wil Zich leeg maken, en weer vol lopen met God. Zo op krachten komen.

U weet intussen wel dat het woord vacantie komt van het Latijnse werkwoord: vacare, leeg maken.
Leeg zijn. Vacare Deo, is de middeleeuwse term: leegzijn om open te staan voor God.
We kennen die behoefte allemaal wel, vooral wanneer de drukte maar aanhoudt, nooit stopt.
Jezus is mens met de mensen, en Hij kènt niet alleen onze beperkingen, Hij ervaart ze ook.

U kent het: net als je gaat zitten met een boek, gaat de telefoon… en dan heb je nog een keus.
Jezus kan niet doen of Hij er niet is.
Die wanhopige moeder, die over Hem heeft gehoord, staat voor Zijn neus, ligt voor Zijn voeten, en zegt daarmee dat Hij Heer is over haar dood en over leven.
Het leven van haar dochtertje, legt ze uit.

Twee weken geleden hoorden we over het twistgesprek van Jezus met de Farizeeën, en daar waren ook mensen uit deze streek bij aanwezig.
Het stond er met zoveel woorden. Marcus heeft alvast een bruggetje gebouwd naar dit verhaal.

Jezus heeft duidelijk even géén zin!
Laat eerst de kinderen, met andere woorden: alle mensen van Gods volk, maar verzadigd worden met Gods Goede Boodschap en de bijbehorende wonderen. Zoiets kostbaars gooi je niet weg voor de honden.
Maar de vrouw is Hem te slim af. Ze gaat niet met Hem in debat, ze zegt rustig: de hondjes eten wat er van de tafel van de kinderen op de grond valt.
En daar raakt ze Jezus op een pijnlijke plek, want Zijn volksgenoten gaan helemaal niet zorgvuldig om met Gods goede gaven, met de Blijde Boodschap. Ze gaan er net zo slordig mee om als kleine kinderen, die geen trek meer hebben in hun brood, en die er maar wat mee zitten te knoeien, en die af en toe stukjes laten vallen in de hoop dat de hondjes die opeten, zodat ze aanstond kunnen zeggen: ‘Op, mama! Helemaal op!’
Jezus bewondert haar goede antwoord, en dat kikkert Hem op.
Ook op afstand kan Hij het kind genezen. De moeder is gelukkig, en Jezus? Hij kan weer verder!

En wij?
Paulus zegt tegen ons, net als tegen de mensen in Efese, dat Jezus ons leven wezenlijk heeft willen veranderen.
Alle goorheid van het leven, al het gemene, moeten we achter ons laten, als we Hem serieus nemen.
Laten we een voorbeeld aan Jezus nemen.
Dat we ook als we doodmoe zijn, tóch open willen staan voor mensen, om Gods wil.
Dan zullen we ervaren, dat die openheid ook ons leven weer openbreekt, en dat we nieuwe wegen gaan zien, omdat we nu met Gods ogen kijken.
Ogen vol liefde.
Omdat Hij ook zo naar ieder van ons kijkt.
Dan kunnen we weer zeggen:
De Heer maakt mij sterk, Hij beschermt mij.
Hij heeft me geholpen.
Hij is mijn God en de God van mijn voorouders.
Ik eer Hem en ik dank Hem.
Want Gods Heilige Geest is onze Hulp.
Is een engel in onze nacht. Een bode van God.
Aan ons de keus.
We zijn vrije mensen, mannen en vrouwen.
Amen.

Muziek: koraalfantasie over lied 209, Heer Jezus, o Gij dageraad (Herr Jesu  Christ,  dich zu uns wend) van Johann Gottfried Walther (1684-1748)

Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om  
door  te geven, om te delen met velen,
     en er zo dubbel van te genieten.

Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen: in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen we: lied 259

Nu dan de Collecte voor: kerk en zending (intussen orgelspel: Allegro  van Johann Christoph Friedrich  Bach (1732-1795).

Gebed over de gaven

Heer, U hebt Uzelf aan ons gegeven,
zo willen wij ons aan U geven:
   met hart en ziel en leven.
Aanvaard ons en onze gaven tot eer van Uw naam,
dat Uw heiligheid erover moge stralen,
    en Uw liefde er in weerspiegeld  moge worden.
Om Jezus Christus onze Heer.
Amen

Lied 259

Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Goede God, trouwe Heer en Vader, milde Moeder, dank U wel, dat U er altijd voor ons wilt zijn.
Dat U ons in veel meer helpt dan wij wel weten.
Wij danken U voor de regen, en wij bidden U voor dieren en planten, mensen en aarde, die te lijden hebben van de droogte.
Help ons verantwoord om te gaan met Uw goede natuur, met de rijke tuin waarin wij zijn geplant.

Liefdevolle God, dank U dat wij hier mogen zijn, min of meer gezond van lijf en leden.
Help ons om als Uw gezin te functioneren in deze wereld, waar zoveel ellende is. Laat ons dagelijks zien hoe wij van dienst kunnen zijn. In het verkeer, in de natuur, te midden van mensen.
Wij bidden U voor alle slachtoffers van oorlog en geweld, van de natuur en het verkeer, we denken in het bijzonder aan de doden en gewonden door de aardbevingen, door de uitbraak van ebola, en wij bidden U voor allen die fysiek hulp verlenen.
Voor Ds van Opstal in het verdriet om haar vader, wij danken U dat Teun een fijne vacantie had, en wij bidden dat de chemo waar hij woensdag jl weer mee begon succes mag hebben, voor mevrouw Janssen, (Wil Heus), voor de familie Kaatman, voor  Wilma, die gevallen is, en voor Joop Lijftogt bidden wij, en voor zoveel anderen, in de stilte van ons hart.

Voor onszelf als gemeente en als Uw kinderen vragen wij U samen met Franciscus:
Heer, maak mij een instrument van Uw vrede.
Waar haat het hart verscheurt,
laat mij liefde brengen.
Waar wordt beschuldigd,
laat mij vergeving schenken.
Waar verdeeldheid mensen van elkaar vervreemdt,
laat mij eenheid stichten.
Waar twijfel knaagt,
laat me geloof brengen.
Waar dwaling heerst,
laat me waarheid uitdragen.
Waar wanhoop tot vertwijfeling voert,
laat hoop doen herleven.
Waar droefenis neerslachtig maakt,
laat me vreugde brengen.
Waar duisternis het zicht beneemt,
laat me licht ontsteken.
Maak dat wij niet zozeer zoeken
om getroost te worden,
als wel om te troosten.
Om begrepen te worden
als wel om te begrijpen.
Om bemind te worden
als wel om te beminnen.
Want wij ontvangen door te geven.
Wij vinden door onszelf te verliezen.
Wij krijgen vergeving door vergeving te schenken
en wij worden tot eeuwig leven geboren
door te sterven.
Amen.
St. Franciscus van Assisi (1182-1226)
 
Jezus leerde ons te bidden, en wij zeggen het Hem graag na:

A: Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
 

Wij staan op voor het Slotlied Lied 418: 1, 2 en 4 
Na de zegen zingen we, in plaats van het ‘Amen’, vers 3


Zegen:
Dat onze tong woorden van liefde zal spreken,
dat onze handen daden van warmte uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst Zijn op signalen van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg van de vrede.
Daartoe zegene ons de God van Mozes, Elisa en Jezus:

† De Heer zegene U en Hij behoede u,
De Heer doe Zijn Aangezicht over U lichten en zij U genadig,
De Heer verheffe Zijn Aangezicht over U en geve U vrede.

lied 418:3

Orgelspel bij het verlaten van de kerk: uit Divertimento 1 Menuet en Trio  van Joseph Haydn (1732-1809).

Daarna dronken we samen koffie...