Voor eerdere diensten klik hier:
Zondag 9 na
Trinitatis 29-7-2018 in de Lutherse kerk te Zeist
Orgelspel
Afkondigingen en
aansteken van de kaarsen.
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam
van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
God van hemel
en aarde,
God van leven
en dood, van dood en leven,
wij staan voor U met lege
handen,
met besmeurde handen,
met een geweten dat zich niet tot rust
laat brengen.
U zo groot,
wij zo bijna niets,
en tóch verwaand en overtuigd van eigenwaarde,
tot we de gevolgen zien van wat we deden.
Wij zijn nergens, Heer,
als U ons rekenschap
vraagt.
Daarom smeken wij U om
genade;
daarom vragen wij U:
vergeef ons al wat wij misdeden,
en laat ons weer in vrede leven.
Amen.
Zo lief had God deze wereld, dat Hij Zijn eniggeboren
Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft
aan het verderf ontkomt, en eeuwig
leven hebben mag!
Introïtus:
Ons Introïtuslied is lied 858
Laten we de Heer aanroepen
om ontferming met de nood
van deze wereld, - die is overweldigend groot – oorlogen, branden,
aardbevingen, uitbraak van ebola, droogte en watervloeden…
- maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen, omdat er aan Zijn barmhartigheid geen
einde komt!
Zondagsgebed
Heer
van Hemel en aarde, in Uw Hand ligt ons leven, zoals het was en zoals het zal
zijn.
Help ons de juiste keuzes
te maken
door Jezus Christus, onze Heer.
Lezing Oude Testament: 2 Koningen 4: 8 – 17
Hiervoor heeft de profeet Elisa een weduwe ontmoet met twee kinderen. Ze
heeft schulden, en de schuldeiser wil haar kinderen als lijfeigenen vorderen.
Het enige dat ze nog bezit is een kruikje olie. Elisa laat haar alle kruiken uit
de buurt lenen, en dan kan zij ze vullen vanuit haar kruikje. Zo kan ze haar
schulden afbetalen, en ze heeft nog een beetje over om opnieuw
van te beginnen.
Het leven gaat verder…
8. Wat gebeurt er: op een dag gaat Elisa op reis naar Sunem, (dubbele
verblijfsplaats), en daar had je een belangrijke vrouw, en hij ging er éten;
het geval was, dat hij, elke keer als hij er op reis langs kwam, daarheen
afsloeg om (er) te logeren
en te eten.
9 En zij zei tegen haar man: ‘Kijk eens hier, je weet
wel, de heilige Godsman,
dat hij regelmatig bij ons langs reist.
10 Laten we op de muur van ons huis een kleine bovenkamer maken, en laten
we er voor hem een bed neerzetten, en een tafel, een makkelijke stoel
(letterlijk: troon), en een luchter…
Als hij bij geval bij ons komt, dan kan hij daar overnachten’.
11 En het gebeurt. Op een dag komt hij daarheen, en men brengt Elisa
erhéén, en hij
slaapt er.
12. Dan zegt hij tegen Gehazi, zijn bediende, ga deze Sunamitische eens roepen. Hij riep haar.
En zij kwam voor hem staan.
13 Hij (Elisa)
zei tegen hem (Gehazi): ‘Zeg toch tegen haar: ‘U hebt met dit (alles) zoveel
zorg
aan ons besteed, is er iets
dat wij voor U kunnen doen?
Misschien een goed woordje voor U bij de
koning of bij de gouverneur, geld…?’’
Zij sprak: ‘Ik, ik woon
al tussen mijn eigen mensen!’
14 En hij (Elisa) zei: ‘Wat kunnen we voor haar doen?’ Maar Gehazi
zei: ‘Al met al heeft ze géén zoon, en haar man is al bejaard!’
15 Wel, hij
zei: ‘Roep haar.’
Zij kwam in de deuropening staan.
16 En hij (Elisa) zei: ‘Over een jaar zult u om deze tijd een zoon
knuffelen’. Maar zij zei: ‘Ach nee, mijnheer de Godsman, houd
uw dienares niet voor de gek!’
17 Maar de vrouw raakte zwanger en ze beviel van een zoon, precies
op de tijd die de Godsman had gezegd.
Tot hiertoe onze eerste, dankbaar stemmende, lezing.
De Gradualepsalm is nummer 118: 1, 5 en 10
Laten we die in beurtzang zingen.
Epistellezing: Efese 4: 25 – 5:2
Paulus schrijft over de grote liefde van Christus, die het Hoofd van de
gemeente is, waarvan wij samen het lichaam vormen. Daarbij past ook een steeds
weer nieuwe, bewuste, manier van leven, want, schrijft hij: Jullie hebben
Christus leren kennen en weten dat dit in Christus de waarheid is, dat jullie in
je doop je oude mens, en je oude manier van leven hebt uitgedaan, en dat de
Geest je anders laat denken, als nieuwe schepping. Hij gaat verder:
4: 25 Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar, want wij Zijn
elkanders ledematen.
26 Als u boos
wordt, zondig dan niet: laat de zon
niet ondergaan over uw boosheid,
27 geef de duivel geen kans.
28 Laat wie steelt niet meer stelen, maar eerlijk de kost verdienen door zelf hard
te werken om iets weg
te kunnen geven
aan wie het nodig heeft.
29 Laat geen vuile taal over uw lippen komen, maar alleen goede
en waar nodig opbouwende
woorden, die goeddoen aan wie ze hoort.
30 Doe de Heilige Geest van God
geen verdriet. De Heilige Geest is
in jullie aanwezig, als bewijs
dat jullie bij God horen. Daardoor
worden jullie gered op
de dag dat God de Christenen
komt bevrijden.
31 Alle woede en alle boosheid moet bij jullie verdwijnen, net als alle andere slechtheid.
Schreeuw niet langer
en vloek niet meer.
32 Wees goed en hartelijk
voor elkaar. En vergeef elkaar. Want God heeft ook jullie fouten vergeven,
omdat Christus voor jullie
gestorven is.
5:1 Jullie Zijn Gods kinderen,
en Hij houdt
van jullie. Volg daarom Zijn goede voorbeeld,
2 en leef met elkaar in liefde.
Zo leefde Christus
ook. Hij hield
van ons, en Hij is voor ons
gestorven. Hij gaf Zijn leven als offer, en dat
was een geschenk dat God
graag aannam.
Psalmwoord: Halleluja. Loof
de HEER, roep luid Zijn
Naam, maak Zijn daden
bekend onder de volken.
Ps 105:1 HALLELUJA!
Lied
702 zingt over die Christus, Gods geschenk aan ons.
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 7: 24 – 30
Hiervoor: Een Twistgesprek met Farizeeën
over innerlijke en uiterlijke reinheid en het houden van geboden. De vorige keer
hebben we daar over gesproken. De Heer heeft er even genoeg van, en vertrekt
voor een korte vacantie naar het buitenland.
24 Hij
rees op, daarvandaan, en ging weg naar het gebergte van Tyrus,
en toen Hij in een huis introk,
wilde Hij niet dat
iemand er van af wist.
doch Hij
kon niet onopgemerkt blijven.
25 Maar direct was er een vrouw die over Hem hoorde, die een dochter had, behept
met een gemene geest.
Toen ze (bij Hem) kwam, wierp ze zich aan Zijn
voeten neer.
26. De vrouw nu was een Griekse, een Syro-Phoenisische van geboorte,
en ze vroeg Hem de demon
uit haar dochter uit te werpen.
27. Maar Hij zei tegen
haar: “Laat eerst de kinderen maar verzadigd worden, want het is niet goed het voedsel
van de kinderen
af te nemen en de hondjes toe te werpen.”
28. Zij echter antwoordde en zei tegen Hem:
‘Heer, ook de hondjes
onder de tafel eten van de kruimels van de kindertjes.’
29 En Hij zei tegen
haar: “Om dít woord: vertrek!
De demon is uit uw dochter weggegaan.”
30 En toen zij weggegaan was naar haar huis, vond ze het kindje
op het bed, waar het was neergesmeten door de demon,
toen die (uit haar) weg ging.
Zalig die het woord van God
horen en er gehoor aan geven!
In antwoord op Gods Woord willen wij
in samenspraak ons geloof belijden:
Dat er een God is, die van mensen houdt zoals
ze zijn,
dat wil ik geloven.
Een God die ons gewild heeft en bedacht,
dat wil ik geloven.
Dat Hij hemel en aarde in de hand heeft,
dood en leven,
dat wil ik geloven.
Dat Hij van mij, kleine mens, houdt,
dat wil ik geloven.
Dat God in Jezus mens werd,
dat wil ik geloven.
Een mens die ons leven deelde,
en voor ons stierf op een kruis,
dat wil ik geloven.
Dat Hij opstond uit de dood, als eerste van velen,
dat wil ik geloven.
Dat Hij ruimte voor ons maakt bij God,
dat wil ik geloven.
Dat Gods Geest puur liefde en leven is,
dat wil ik geloven.
Dat Ze ons allen nabij is,
dat wil ik geloven.
Dat Ze ons kracht geeft en moed om te leven,
liefde en waardigheid,
dat wil ik geloven.
Dat we zó kerk zijn, gemeenschap van heil,
dat wil ik geloven.
Om doop en vergeving, genade en toekomst
wil ik geloven
in God die van mij houdt.
Amen.
Preek
Genade zij U en vrede van God
onze Vader en van Jezus Christus,
onze Heer,
door de Heilige Geest.
Lieve gemeente, broeders en zusters die bij elkaar horen als de
vingers aan één hand, als de leden van één lichaam.
We hèbben samen iets, en als je hier zo zit, dan ben je je daar van bewust. Samen zingen, samen bidden,
samen koffie
drinken, en samen Gods
woorden horen… dat doet even iets met je.
Sommigen van ons spreken
of zien elkaar door de week nog wel, misschien houden jullie op een andere
manier contact, maar… wat bindt ons eigenlijk echt?
Is het dít gebouw, waar we al zo lang samenkomen, of het gevoel dat we toch een beetje familie van
elkaar zijn geworden, mensen van wie je op aan kunt, als het moeilijk
is?
Is het toch ook dat we in Jezus
een gemeenschappelijk kompas hebben op de weg door het leven,
een roepstem, die we – de ene keer meer, en de andere keer wat minder
– gehoorzamen?
En dat van elkaar weten?
Ik denk dat het van alles wat is.
Dit kruis,
dat een muur van stenen, die anders weggegooid zouden worden,
stevigheid geeft, en staat voor dat ruw houten kruis op die heuvel daarginds… Bijna 4600 kilometer
hier vandaan, en toch… als we het avondmaal vieren, dan staan we
daar.
Zo is de Bijbelse geschiedenis
ook ónze geschiedenis, en zo gaan die verhalen en die brieven, waar we
vandaag iets uit hoorden,
ook ons aan.
Vandaag ontmoetten we twee vrouwen met pit.
De vrouwen in de Bijbel zijn lang niet die doetjes in sluiers die
onze kanseltijgers er in de latere eeuwen van gemaakt hebben.
Het ‘Mij geschiede naar Uw woord’ is
geen gemompelde onderworpenheid van een ‘vrouw die haar plaats
kent’, maar een bewuste keuze.
De vrouw hàd een keus! Een sterke vrouw, waar zul je die vinden? (Spreuken
31:10) In het Hebreeuws staat daar chaïl, en dat betekent dat ze haar mannetje
staat. Het is dan wel tijdgebonden dat in de Bijbelvertaling van 1952
staat: een degelijke vrouw… of zelfs: een degelijke huisvrouw!
Toen de tweede wereldoorlog voorbij was, en al die militairen
terugkwamen, was er geen plaats meer voor de vrouwen als onze moeders, de sterke
vrouwen, die de maatschappij draaiend hadden gehouden tijdens de oorlog.
Zij moesten terug naar de keuken, of een kantoorhitje worden, met een strakke rok
en op hoge hakken… Dat gebeurde vooral in de landen die lang actief in
de oorlog waren betrokken, de V.S., Engeland, etcetera, maar die cultuuromslag
gebeurde daarna ook hier, en tot mijn verrassing zag ik dat terug in
de Bijbelvertaling uit die tijd.
Nu, dat was even een omweggetje, dat ons laat zien dat het nuttig
is en blijft om je er bewust
van te wezen, dat vertalingen
mede een product zijn van hun cultuur en hun tijd,
en dat we niet kunnen zonder de grondtalen, en de oudste schriftelijke
getuigen, waarover we beschikken.
Al ons kennen, ook
in de theologie, is een voorlopig en voorzichtig aftasten en zoeken
naar de oorspronkelijke boodschap.
De Reformatie heeft ons daar ook in gevormd.
Hervormd heeft Luther ons, als ik zo vrij mag zijn.
Goed, terug naar de vrouwen.
Zelfbewuste vrouwen komen we meer dan eens
tegen in de Schrift.
Ook de vrouw uit Sunem is er een.
Zij is degene die het initiatief
neemt om voor de profeet, de man van God,
die het land doorkruist, een eigen plekje te creëren.
De huizen hadden in die tijd en streek meestal geen verdieping, maar wel
een plat dak, waar eventueel de was kon liggen drogen, of de fruitoogst…
Als er mensen kwamen logeren, dan sliepen ze beneden, tussen of naast de familie.
Deze vrouw en haar man gaan uit hun dak om Elisa, ik zou haast zeggen: goddelijke,
eer te bewijzen. In elk geval koninklijke eer. Niet voor niets is daar
sprake van een zetel. Een troon.
Een tafel
en een luchter om een licht op te
zetten.
Dan denk je aan iemand
die leest, die heilige boeken uitlegt of schrijft. Iemand met veel
gezag.
En Elisa
glijdt als vanzelf in die rol.
Hij loopt na het slapen gaan niet naar beneden om te zeggen:
‘Geweldig, lieve mensen, ik heb zó heerlijk geslapen! Dank jullie wel…’
Nee, nu hij wordt behandeld als de vertegenwoordiger van God,
handelt hij ook zo.
Hij stuurt zijn knecht naar beneden, en laat mevrouw halen.
Hij spreekt haar ook
niet direct aan,
maar is als het ware een priester. Een man die bemiddelt tussen God
en mensen. Dat past bij de cultuur
van de tijd, in de godsdiensten rondom.
Allemaal heel keurig, en afgepast.
Elisa
laat vragen of hij iets terug kan doen.
Of ze een wens heeft.
Fier gaat haar kin omhoog, en ze zegt frank en vrij dat zij woont onder haar eigen
mensen, waar zij iemand is! Ze heeft niets van hem nodig.
Je hoort haar bijna de deur achter zich dichtgooien als ze –
misschien wel nijdig – naar beneden stormt.
‘Oei, dat ging niet helemaal zoals bedoeld’, denkt Elisa. Hij overlegt met Gehazi,
die de zwakke
plek in het leven
van deze mensen heeft gezien:
zij hebben geen zoon. Waarschijnlijk betekent het dat ze helemaal geen
kinderen hebben.
En mijnheer is al oud…
Gehazi
wordt naar beneden gestuurd om mevrouw nog een keer terug te halen.
Elisa,
tja, ik vermoed dat hij in de tussentijd een goed gesprek heeft met zijn God…
want al is hij een machtige profeet,
hij weet dat al zijn wonderdaden van God moeten komen.
Mevrouw is nog niet
helemaal bekomen van haar verontwaardiging, en blijft in de deur
staan.
Je ziet het voor je. Wat moet hij nou weer!!!
Het plezier van de verrassing
is er voor haar al lang af. Mannen!
En dan komt Elisa met deze boodschap. Direct.
Op de vrouw af.
Vandaag over een jaar heeft ze een kind om te knuffelen.
Dàt is haar diepste wens.
Niet het succes, niet het mooie huis, de zekerheid, maar de liefde
te kunnen uiten, die diep in haar verborgen ligt.
Hoe waagt hij het de draak te steken
met haar diepe pijn! Ze antwoordt hem waardig. Beleefd.
Dat is onmogelijk.
Maar een jaar later weet
ze het: voor de God van Elisa
is niets onmogelijk.
En dàt is de strekking van het verhaal.
Voor de Zoon van deze God
is ook niets onmogelijk. Al dacht Hij Zelf
dat Hij er even helemaal doorheen
zat, dat Hij echt vacantie
nodig had.
Even naar het buitenland, even geen mensen die allemaal
iets van je willen, even niet meer geven, geven, geven… Hij wil Zich leeg
maken, en weer vol
lopen met God. Zo op
krachten komen.
U weet intussen wel dat het woord vacantie komt van het Latijnse
werkwoord: vacare, leeg maken.
Leeg zijn. Vacare Deo,
is de middeleeuwse term: leegzijn om open te staan voor God.
We kennen die behoefte
allemaal wel, vooral wanneer de drukte maar aanhoudt, nooit stopt.
Jezus is mens met de
mensen, en Hij kènt niet
alleen onze beperkingen, Hij
ervaart ze ook.
U kent het: net als je gaat zitten met een boek,
gaat de telefoon… en dan heb je nog een keus.
Jezus kan niet doen of Hij
er niet is.
Die wanhopige moeder, die over Hem heeft gehoord, staat voor Zijn neus, ligt voor Zijn
voeten, en zegt daarmee dat Hij
Heer is over haar dood
en over leven.
Het leven van haar dochtertje,
legt ze uit.
Twee weken geleden hoorden we over het twistgesprek van Jezus
met de Farizeeën, en daar waren ook mensen uit deze streek bij aanwezig.
Het stond er met zoveel woorden. Marcus heeft alvast een bruggetje
gebouwd naar dit verhaal.
Jezus heeft duidelijk even
géén zin!
Laat eerst de kinderen, met andere woorden: alle mensen van Gods
volk, maar verzadigd
worden met Gods Goede Boodschap en de bijbehorende wonderen.
Zoiets kostbaars gooi
je niet weg voor de honden.
Maar de vrouw is Hem
te slim af. Ze gaat niet met Hem
in debat,
ze zegt rustig:
de hondjes eten wat er van de tafel van de kinderen op de grond
valt.
En daar raakt ze Jezus op
een pijnlijke plek, want Zijn volksgenoten gaan helemaal niet zorgvuldig
om met Gods goede
gaven, met de Blijde Boodschap. Ze
gaan er net zo slordig mee om als
kleine kinderen, die geen trek meer hebben in hun brood, en die er
maar wat mee zitten te knoeien, en die af en toe stukjes laten vallen in
de hoop dat de hondjes
die opeten, zodat ze aanstond kunnen zeggen: ‘Op, mama! Helemaal op!’
Jezus bewondert haar goede
antwoord, en dat kikkert Hem
op.
Ook op afstand kan Hij het
kind genezen. De
moeder is gelukkig, en
Jezus? Hij kan weer verder!
En wij?
Paulus
zegt tegen ons, net als tegen de mensen in Efese, dat Jezus
ons leven wezenlijk
heeft willen veranderen.
Alle goorheid van het leven,
al het gemene, moeten we achter ons laten, als we Hem
serieus nemen.
Laten we een voorbeeld
aan Jezus nemen.
Dat we ook als we doodmoe zijn, tóch open willen staan
voor mensen,
om Gods wil.
Dan zullen we ervaren, dat die openheid ook ons leven weer openbreekt,
en dat we nieuwe wegen
gaan zien, omdat we nu met Gods
ogen kijken.
Ogen vol liefde.
Omdat Hij ook zo
naar ieder van ons kijkt.
Dan kunnen we weer zeggen:
De Heer
maakt mij sterk, Hij beschermt
mij.
Hij heeft me geholpen.
Hij is mijn God en
de God van mijn voorouders.
Ik eer Hem en ik dank Hem.
Want Gods
Heilige Geest is onze Hulp.
Is een engel in onze nacht. Een bode van God.
Aan ons de keus.
We zijn vrije mensen, mannen en vrouwen.
Amen.
Muziek: koraalfantasie over lied 209, Heer Jezus, o Gij dageraad (Herr Jesu Christ, dich zu uns wend) van Johann Gottfried Walther (1684-1748)
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door
te geven, om te delen met velen,
en er zo dubbel
van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte
geven aan dat delen: in de collecte.
Na het gebed over de gaven zingen we: lied 259
Nu dan de Collecte voor: kerk en zending (intussen orgelspel: Allegro van Johann Christoph Friedrich Bach
(1732-1795).
Gebed over de gaven
Heer, U hebt Uzelf aan ons gegeven,
zo willen wij ons aan U geven:
met hart en ziel en leven.
Aanvaard ons en onze gaven tot eer van Uw naam,
dat Uw heiligheid erover
moge stralen,
en Uw liefde er in weerspiegeld moge
worden.
Om Jezus Christus onze Heer.
Amen
Lied 259
Voorbeden
Laten we danken en bidden:
Goede God, trouwe Heer
en Vader, milde Moeder, dank U wel, dat U er altijd voor ons wilt zijn.
Dat U ons in veel meer
helpt dan wij wel weten.
Wij danken U voor de regen,
en wij bidden U voor dieren
en planten, mensen en aarde, die te lijden hebben van de droogte.
Help ons verantwoord om te gaan met Uw goede natuur, met de rijke tuin waarin wij zijn geplant.
Liefdevolle God, dank U
dat wij hier mogen zijn, min of meer gezond van lijf en leden.
Help ons om als Uw gezin te
functioneren in deze wereld, waar zoveel ellende is. Laat ons dagelijks zien hoe
wij van dienst kunnen zijn. In het verkeer, in de natuur, te midden van mensen.
Wij bidden U voor alle
slachtoffers van oorlog en geweld, van de natuur en het verkeer, we denken in
het bijzonder aan de doden en gewonden door de aardbevingen, door de uitbraak
van ebola, en wij bidden U
voor allen die fysiek hulp verlenen.
Voor Ds van Opstal in het verdriet om haar vader, wij danken U dat Teun een
fijne vacantie had, en wij bidden dat de chemo waar hij woensdag jl weer mee
begon succes mag hebben, voor mevrouw Janssen, (Wil Heus), voor de familie
Kaatman, voor Wilma, die gevallen
is, en voor Joop Lijftogt bidden wij, en voor zoveel anderen, in de stilte van
ons hart.
…
Voor onszelf als gemeente en als Uw
kinderen vragen wij U samen
met Franciscus:
Heer, maak mij een
instrument van Uw vrede.
Waar haat het hart verscheurt,
laat mij liefde brengen.
Waar wordt beschuldigd,
laat mij vergeving schenken.
Waar verdeeldheid mensen van elkaar vervreemdt,
laat mij eenheid stichten.
Waar twijfel knaagt,
laat me geloof brengen.
Waar dwaling heerst,
laat me waarheid uitdragen.
Waar wanhoop tot vertwijfeling voert,
laat hoop doen herleven.
Waar droefenis neerslachtig maakt,
laat me vreugde brengen.
Waar duisternis het zicht beneemt,
laat me licht ontsteken.
Maak dat wij niet zozeer zoeken
om getroost te worden,
als wel om te troosten.
Om begrepen te worden
als wel om te begrijpen.
Om bemind te worden
als wel om te beminnen.
Want wij ontvangen door te geven.
Wij vinden door onszelf te verliezen.
Wij krijgen vergeving door vergeving te schenken
en wij worden tot eeuwig leven geboren
door te sterven.
Amen.
St. Franciscus van Assisi (1182-1226)
Jezus leerde ons te bidden,
en wij zeggen het Hem graag na:
A:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw Wil geschiede, zoals in de hemel zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals wij vergeven onze schuldenaren
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van het kwade!
Wij
staan op voor het Slotlied
Lied 418: 1, 2 en 4
Na de zegen zingen we, in plaats van het ‘Amen’, vers 3
Zegen:
Dat onze tong woorden van liefde
zal spreken,
dat onze handen daden van warmte
uitstralen,
dat onze ogen schitteren van licht,
dat onze oren gespitst Zijn
op signalen van gerechtigheid
dat onze voeten zullen gaan op de weg
van de vrede.
Daartoe zegene ons de God van Mozes, Elisa en Jezus:
† De Heer zegene
U en Hij behoede
u,
De Heer doe Zijn
Aangezicht over U lichten
en zij U genadig,
De Heer verheffe Zijn
Aangezicht over U en
geve U vrede.
lied 418:3
Orgelspel bij het verlaten van de kerk: uit Divertimento 1 Menuet en Trio van Joseph Haydn (1732-1809).
Daarna dronken we samen koffie...