Zondag 10 na Trinitatis in Heusden. Lutherse kerk. twintig
augustus Organist: Joop de Zwart
Wij zijn hier aanwezig in de Naam van de Vader en de Zoon en
de Heilige Geest.
Amen
Onze Hulp is in de Naam van de Heer
die hemel en aarde gemaakt heeft.
Heer, wij hebben als schapen gedwaald,
en wij zijn ieder onze eigen weg gegaan...
Wij konden of wilden de weg,
die de waarheid is en het leven, niet volgen...
Toch smeken wij U:
Leid ons weer op het rechte pad,
vergeef ons en blijf ons bij,
om Jezus Christus, onze Heer. Amen
De Almachtige God schenke ons Zijn genade
Amen
God hield zoveel van deze wereld, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven
heeft, opdat ieder die in Hem gelooft aan het verderf ontkomt,
en eeuwig leven hebben mag.
Ons introïtuslied, deze 10de zondag na Trinitatis is
gezang 318: 1, 8 en 10 = lied 972
Laten we de Heer aanroepen om ontferming met de nood van deze
wereld,
maar laten wij dan ook Zijn Naam prijzen,
omdat er aan Zijn barmhartigheid geen einde komt...
Zondagsgebed
Heer onze God, nu wij terugkeren in Uw huis, om U te loven en te
danken voor al het goede dat U ons telkens weer geeft,
bidden wij U om Uw Heilige Geest, opdat Zij ons de harten opent
voor Uw Heilig Woord.
Door Jezus Christus onze Heer. Amen.
Lezing OT Jesaja 35: 1 - 10 NBV
Dit vormt samen met hoofdstuk 34 in feite het einde van de
geschriften van de oorspronkelijke profeet Jesaja. In 36-39 zijn
er nog verhalen over zijn levensloop, maar die zijn
waarschijnlijk later toegevoegd. Hier kijkt Jesaja vooruit naar
de eindtijd, de tijd van eenmaal, als Gods koninkrijk aan breekt,
als Gods wil op aarde geschiedt zoals in de hemel... Dan
wordt eindelijk de wereld zoals die is bedoeld.. Een belofte, die
ons moed mag inspreken, maar ons ook aanspoort
zelf
iets te doen, met die moed.
We lezen hoofdstuk 35: 1-10
1 De woestijn zal zich verheugen,
de dorre vlakte vrolijk zijn,
de wildernis zal jubelen en bloeien,
2 als een lelie welig bloeien,
jubelen en juichen van vreugde.
De woestijn tooit zich met de luister van de Libanon,
met de schoonheid van de Karmel en de Saron.
Men aanschouwt de luister van de HEER,
de schoonheid van onze God.
3 Geef kracht aan trillende handen,
maak knikkende knieën sterk.
4 Zeg tegen het moedeloze volk:
Wees sterk en vrees niet,
want jullie God komt met Zijn wraak.
Gods vergelding zal komen,
Hijzelf zal jullie bevrijden.
5 Dan worden blinden de ogen geopend,
de oren van doven worden ontsloten.
6 Verlamden zullen springen als herten,
de mond van stommen zal jubelen:
waterstromen zullen de woestijn splijten,
beken de dorre vlakte doorsnijden.
7 Het verzengde land wordt een waterplas,
dorstige grond wordt waterrijk gebied;
waar eenmaal jakhalzen huisden,
maakt dor gras plaats voor riet en biezen.
8 Daar zal een gebaande weg lopen,
Heilige weg genaamd,
geen onreine zal die betreden.
Over die weg zullen zij gaan,
maar dwazen zijn er niet te vinden.
9 Geen leeuw of roofdier zal daar komen,
geen enkel wild dier dwaalt er rond,
ze blijven er allemaal weg,
alleen zij die verlost zijn zullen daar gaan.
10 Zij die de HEER heeft bevrijd, keren terug.
Jubelend komen zij naar Sion,
gekroond met eeuwige vreugde.
Gejuich en vreugde trekken de stad binnen,
gejammer en verdriet vluchten eruit weg.
Tot hiertoe de lezing.
Laten wij Gods lof zingen met Israel: wij zingen psalm 8 helemaal.
De lezing uit de Epistel is uit de brief van Jacobus hoofdstuk 1:
16 27
De brief van Jakobus is niet zo bekend, en daarom wat
informatie vooraf. De brief bestaat uit een tamelijk losse
aaneenrijging van spreukenen vermaningen, zoals men die ook
aantreft in de Joodse wijsheidsliteratuur. Hij is geschreven in
een frisse, beeldendetaal, vaak met
gebruikmaking van de directe, levendige stijl van een discussie.
Behalve het opschrift is er niets dat het geschrift tot een brief
zou bestempelen op de manier van Paulus' brieven aan de
christengemeenten. De meest aannemelijke verklaring van het
opschrift is dat het schrijven bestemd was voor Joden in de
diaspora of verstrooiing die tot het christendom waren overgegaan.
De schrijver noemt zich `Jakobus, dienstknecht van God en de Heer
Jezus Christus'. Volgens de overlevering, die echter pas sinds de
vierde eeuw vaste vormen begint aan te nemen, is hij Jakobus, `de
broer van de Heer' (vgl. Mt 13,55), die een leidende positie
innam in de Jeruzalemse gemeente (Gal 1,19; 2,9.12; Hnd 12,17; 15,13;
21,18). Vrijwel algemeen is men nu echter van oordeel dat we te
maken hebben met een geschrift, dat in de na-apostolische
tijd is ontstaan.
De betekenis van de
brief van Jakobus is gelegen in de eenvoud en de ernst waarmee de
schrijver een christendom van de daad verkondigt, overeenkomstig
met de beginselen van de bergrede. De nadruk
valt op naastenliefde, goede werken, gebed, eerbied voor
de arme en een wijsheid die niet van deze wereld is. We lezen:
16 Geliefde broeders en zusters, vergis u niet:
17 elke goede gave, elk volmaakt geschenk
komt van Boven, van de Vader van de hemellichten; bij Hem is nooit
enige verandering of verduistering waar te nemen.
18 Hij wilde ons door de verkondiging van de Waarheid
tot leven roepen, om ons de eersten te maken in Zijn
schepping.
19 Geliefde broeders en zusters, onthoud dit goed: ieder
mens moet zich haasten om te luisteren, maar traag
zijn om te spreken, traag ook in het kwaad worden.
20 Want de woede van een mens brengt niets voort dat
in Gods ogen rechtvaardig is.
21 Wees daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid
en elk denkbaar wangedrag af. En aanvaard zo
de boodschap die in u is geplant en die u kan redden.
22 Vergis u niet: alleen horen is niet genoeg,
u moet wat u gehoord hebt ook doen.
23 Want wie de boodschap hoort maar er niets
mee doet, is net als iemand die het gezicht waarmee zij is
geboren in de spiegel bekijkt:
24 zij ziet zichzelf, maar zodra zij wegloopt
is zij vergeten hoe zij eruitzag.
25 Wie zich daarentegen spiegelt in de volmaakte wet die
vrijheid brengt, en dat blijft doen, niet als iemand die
hoort en vergeet, maar als iemand die ernaar handelthem of
haar valt geluk ten deel, juist om wat zij of hij doet.
26 Wie meent dat hij God dient, terwijl hij zijn tong
niet kan beteugelen, zit op een dwaalspoor, en heel zijn
godsdienst is vergeefse moeite.
27 Voor God, de Vader, is alleen dit reine,
zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en
je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven.
De psalmist zingt ons voor: Juich, heel de aarde, voor God, bezing
de eer van Zijn Naam, breng Hem eer en lof. HALLELUJA!
Ons lied, ter voorbereiding op het Evangelie, is gezang 310
helemaal. Bewaar ons Here, bij Uw Woord...
Het Heilig Evangelie staat geschreven bij: Marcus 7: 31 37
Er was een vraag naar rein en onrein, waardig of on-waardig
voor het Koninkrijk Gods. Jezus is het zat, en maakt een trip
naar het buitenland, waar, in de omge-ving waar afgelopen weken
zoveel gevochten is door en tegen Israël, de rabbi uit dat land
wordt gevraagd een meisje te genezen. Als Hij zegt: daar ben ik
niet voor, zegt de vrouw: maar de hondjes eten de kruimels die
van de tafel vallen. En dan staat de Heer beschaamd, en zegt: tegen
zoveel geloof kan ik niet op. Uw wil geschiede. Kennelijk moet
ook Jezus nog toe-groeien naar de gedachte
dat het heil óók voor de heidenen is.
We lezen verder:
31 Hij vertrok weer uit de omgeving van Tyrus en ging
via Sidon naar het Meer van Galilea, dwars door het gebied
van Dekapolis.
32 Daar werd iemand bij Hem gebracht die doof
was en gebrekkig sprak, en men smeekte Hem om deze man de hand
op te leggen.
33 Hij nam de man apart, weg van de menigte, stak
Zijn vingers in diens oren en raakte met speeksel
diens tong aan.
34 Hij sloeg Zijn blik op naar de hemel, zuchtte diep en
zei tegen hem: Effata!, wat betekent: Ga
open!
35 Meteen gingen zijn oren open, zijn tong kwam los
en hij kon normaal spreken.
36 Hij, Jezus, beval de omstanders om aan niemand te
vertellen wat er gebeurd was; maar hoe strenger
Hij het hun verbood, hoe meer ze het rondvertelden.
37 De mensen waren geweldig onder de indruk en zeiden:
Alles wat Hij doet is goed: zelfs doven laat
Hij horen en stommen laat Hij spreken.
Zalig die het woord van God horen en er gehoor aan geven
IN ANTWOORD OP GODS WOORD WILLEN WIJ ONS GELOOF BELIJDEN:
Ik geloof in God, die mens en wereld heeft geschapen, bedacht,
gemaakt, gewild...
Ik geloof in God, die met mens en wereld een relatie aanging, er
om geeft, er van houdt.
Ik geloof in God, die een Vader wil zijn, een Moeder, Geliefde, Zuster,
Broeder..
Ik geloof in Jezus, mens geworden zoals wij.
Die in onze tijd, in onze wereld, ons eigen leven
heeft geleefd,
en is gekruisigd,
voor de overheid een daad van willekeur,
voor Zijn leerlingen uiteindelijk een sprong in het
duister, die onze redding werd -
dwars door dood en opstanding heen.
Ik geloof in die Geest van Liefde, die deel is van Gods
wezen, die Jezus bezielde, die ook ons
bezielen wil.
Ik geloof in mensen van Gods welbehagen, gewóne mensen,
die doen wat ze kunnen.
Die leren luisteren naar de stem van God in de nacht
van hun leven.
Mensen die er voor Hem en voor elkaar willen zijn.
Ik geloof dat de tijd maar tijdelijk is, en dat ons eeuwige
liefde wacht, door dood en opstanding heen.
Zo waarlijk helpe ons God almachtig!
Preek
GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD ONZE VADER EN VAN JEZUS CHRISTUS, ONZE
HEER,
DOOR DE HEILIGE GEEST.
Lieve gemeente, lieve mensen van God.
Doven die horen, en sprakelozen die spreken...
Lammelingen die lopen waar geen weg terug
was, die je kon gaan... Laffe mensen die leeuwenmoed krijgen,
omdat ze zeker weten dat ze geen leeuw tegen zullen
komen...
Ons zijn brede vergezichten geopend, van wat we in het normale
leven voor onmogelijk, en anders voor zéér onwaarschijnlijk
houden...
En ik kan u garanderen dat de mensen, tot wie deze woorden
gesproken werden, het ook voor heel onwaarschijnlijk
hielden, zo niet onmogelijk.
Zij zijn de slachtoffers van onhandig politiek
handelen, de slachtoffers van het kleven aan het pluche,
het egoïstisch bezig zijn van de koningen en de hofkliek.
Onschuldige slachtoffers, zou je zeggen.
Mensen die niet beter weten, en geen andere keuzes
hadden...
Tenminste...
Tenminste... het had anders kunnen zijn als ze niet zo laf
waren geweest, en als ze tóch andere, misschien gevaarlijke,
keuzes hadden wíllen maken...
Het was anders gegaan, als ze niet de machthebbers
naar de mond hadden gepraat, als ze niet bang waren
geweest voor hun eigen hachje, en op die manier lam
geslagen waren en stom geworden.
God houdt uiteindelijk alle mensen van het volk
verantwoordelijk voor wat er gebeurt. Niet alleen
de mensen op de hoge posten. Ook de mensen die niet
hebben geprotesteerd.
Maar tóch is er die belofte de belofte van een snelweg
richting Sion. Nu zijn ze in ballingschap, ontheemd, ontworteld,
maar straks, ooit, dan gaan ze rechtstreeks terug
naar Sion.
Sion: de plaats van de tempel. De plaats waar God wordt gediend
en aanbeden. Niet met mooie woorden, vrome
liederen en fraaie liturgie, maar met hoofd en hart,
met daad en volle overgave. Kijk, voor díe mensen
is straks de terugkeer geregeld. Niet voor mensen
die God niet waardig zijn. Niet voor mensen die dan
nóg niet voor de dag durven te komen met hun overtuigingen....
God belooft ongelooflijke dingen, maar we moeten er
ook wel wat voor doen. Geloven, God dienen,
dat vraagt lef en moed en interesse. Dat vraagt betrokkenheid.
En dàn heeft ook de meest dorre persoon kans
op een bloeiend geloofsleven. Dan kan elke woestijnervaring
omslaan in een stralend getuigenis van Gods aanwezigheid
in leven en sterven.
Op Gods tijd.
En waar Jezus, (we hoorden het in het Evangelie), waar Jezus is,
daar ís Gods tijd aangebroken. Toen en nu.
Het lijkt de mensen niet zo op te vallen. Tenminste: dat denk
je.
Bij haast alle andere wonderen van de Heer staat
dat de mensen God loofden en dankten voor wat ze hadden gezien
en meegemaakt. Hier loven ze Jezus.
Alles wat ie doet is goed, zeggen ze. Hij is geweldig.
Maar dan zeggen ze het toch weer zó, dat ze het Oude Testament
aanhalen, de tekst van Jesaja die we straks lazen, en dan is het duidelijk
dat ze wel degelijk Gods hand zien in het handelen en
spreken van Jezus. Ook al doet Deze de dingen (net als God)
telkens anders dan verwacht.
Jezus zou deze mens de hand wel opleggen, om hem beter te
maken, verwachtte men, en misschien een formule zeggen...
Maar dat doet Hij níet.
En Hij doet ook geen kunstjes voor het publiek.
Hij neemt de zieke apart. En Hij raakt diens tong aan met speeksel.
Een voor ons wat vreemd détail, misschien, maar het laat
iets zien van de zorg die de Heer voor alle
mensen heeft.
Hij is immers de oudste eerstgeboren zoon, en als zodanig
toegewijd aan God.
Het volksgeloof van deze regio zegt dat het speeksel van
een zoon die als eerste geboren is, helende krachten heeft.
Jezus gaat hier op in, en is zo heel dicht bij de mens,
en wat die aan kan.
Hij overdondert hem niet met gegoochel, met abracadabra of
met hemelse macht, maar Hij is voor deze niet-Jood mens
met de mensen.
Hij komt niet als Zoon van God, maar wel als mens
van God, vol aandacht en genegenheid, vol respect
ook.
En dan is God er bij. En doet wonderen.
Ook voor hen die over de grens leven.
Ook voor ons.
Want, zoals Jacobus al schrijft: alle zegen komt van Boven. (Dat
zei mijn moeder ook al, als er iets over vloog, en er iets
omlaag spatte. Ik vroeg me altijd af waar ze dat vandaan
haalde, maar ik zie nu dat het een samenvatting is van
Jacobus 1:17). Daar staat: elke goede gave, elk
volmaakt geschenk komt van Boven, van de Vader van de hemellichten;
bij Hem is nooit enige verandering of
verduistering waar te nemen.
Ik wil even een opmerking terzijde maken over deze
tekst. Anders leidt het maar tot misverstanden.
Hier wordt gesproken over God, als de Vader van de hemellichten.
Dat is niet Vader in die zin dat de sterren en planeten
Gods kinderen zouden zijn, maar wel zó dat Hij hun
oorsprong en Schepper is. De termen verandering en verduistering
mogen ons doen denken aan de planeten, waarvan in de
oudheid vrij algemeen werd aangenomen dat zij goden
waren, en in elk geval grote invloed zouden hebben
op ons leven. Alle goede dingen die we krijgen, alle kansen,
voordeeltjes, gezondheid en geluk, kortom: alle zegeningen,
die komen van God, is de boodschap. Ze komen niet van hemellichamen
die door Hem geschapen zijn. Net als wij.
Dat is de bevrijdende boodschap die Jacobus wil overbrengen.
We zijn niet afhankelijk van de luimen van het lot, van de
grillige, in die dagen onvoorspelbare, wegen van de
planeten, maar ons leven ligt in de Hand van Hem die genadig is.
Dat is een boodschap waar we goed naar moeten luisteren,
en waar we iets mee moeten doen.
Op zijn minst moeten we proberen zélf genadige
mensen te zijn. God gaat daar van uit. Jezus ook,
als Hij ons leert bidden: vergeef ons onze zonden, zoals wij
anderen immers hun zonden, hun tekortkomingen, vergeven.
Dat wil niet zeggen: vergeef ons in de zelfde mate
als waarin wij vergevend zijn, maar wel: natuurlijk
vergeven we onze medeschepselen, omdat we onze eigen
tekortkomingen kennen. En wij mogen vertrouwen dat God,
die zoveel liefdevoller is dan wij, dat dan zéker
zal doen, als wij Hem er om vragen...
Wie de boodschap van genade en ontferming hoort en er
niets mee doet, wéét kennelijk niet dat hij of zij een
kind van God is. Dat is duidelijk. En die weerspiegelt
ook God niet.
Dat is zonde en jammer.
Want daar waren we wel toe geroepen: om net
als God het leven voor de mensen om ons heen mogelijk
en aangenaam te maken. Door vriendelijk te zijn. Door respect
en aandacht te schenken. Door tijd te maken...
Door níet op onze tenen getrapt te zijn, als dingen anders
gaan dan we hoopten. Want dat past ons niet.
Jacobus spelt het. Jezus doet het voor.
En God zal Zijn beloften ook voor ons waarmaken.
Net zo zeker als Hij het volk uit de ballingschap
heeft laten terugkeren. Vat moed
Dan worden blinden de ogen geopend,
de oren van doven worden ontsloten.
Verlamden zullen springen als herten,
de mond van stommen zal jubelen.
En wij? Wij doen mee. Vast en zeker...
Amen.
Muziek
Alles wat wij hebben, hebben wij van God gekregen,
om door te geven, om met velen te delen
en er zo van te genieten.
Ook nu en hier kunnen we gestalte geven aan dat delen:
in de collecte
Na het gebed over de gaven zingen wij: gezang 461
Nu eerst de Collecte
Gebed over de gaven
Heer God, wat wij hebben verdiend,
wat wij hebben gekregen, is uit Uw genade.
Daarom kunt U er over beschikken, zoals U kunt beschikken
over onze tijd, liefde en aandacht.
Wijs ons in dit alles steeds weer de weg.
Om Jezus wil. Amen.
Ons loflied is gezang 461 O hoogt' en diepte, looft nu God, aanbidt Zijn
heiligheid..
Laten we danken en bidden:
Lieve God, wij danken U, dat U ons telkens weer goede
dingen hebt te melden. Dat we telkens weer mogen horen over vrijheid,
bevrijding van onze eigen denkbeelden, van onze
nachtmerries en angsten.
Wij bidden U voor allen die van die bevrijding niet
hebben gehoord. En ook voor hen, voor ons af en toe,
die de boodschap hebben gehoord, en deze vergaten...
Er soms niets mee deden...
Wees allen genadig, en wek ons het oor elke morgen.
Dat wij luisteren en blij op weg gaan.
De weg naar elkaar, die ook een directe weg naar U is.
Wij danken U voor deze warme gemeenschap, waarbinnen wij mogen
leven en werken. Liefhebben, zingen, bidden. Delen en doen.
Nu wij aan het eind van de vacantietijd zijn gekomen, keren we
terug naar Uw huis, om met elkaar te delen, wat we aan goeds van
U ontvingen.
We zijn dankbaar, en verheugen ons.
Maar we zijn ook verdrietig om hen die hier vandaag niet zijn. Om
Ada de Haan, die we meer zullen missen dan we dachten. Om Dirk-Jan
Snel, die in het ziekenhuis ligt, en voor wie we vragen om
beterschap.
Er zijn er ook, die nog niet terug zijn. Breng hen veilig thuis,
hier in ons midden.
Voor onszelf, onze familie, gezinnen, vrienden, onze jarige, onze
andere zieken, willen we bidden, dat U genadig bent en vreugde
schenkt.
Voor heel deze onrustige wereld bidden we, Heer, als we U loven
en smeken zoals Uw Zoon het ons leerde:
Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden,
Zoals wij aan anderen hun schuld vergeven
En leid ons niet in verzoeking
Maar verlos ons van het kwade
Ons slotlied is psalm 46
Na de zegen, zingen we, in plaats van het Amen
gezang 387:7
Zegen:
De Aanwezige zegent ons,
Hij houdt ons in Zijn hoede,
genadig is Hij het licht van ons leven,
zo maar, voor niets....
Hij ziet ons voor onschuldig aan,
schenkt ons leven en welzijn.
Omdat Hij van ons houdt.
Amen.
Looft
God, de Heer die eeuwig leeft, alles uit niets geschapen heeft...