Evangelisch-Lutherse Gemeente
Utrecht-Zeist
6e zondag van Pasen -Rogate
Afbeelding: Werner Franzen, 'Zachæus’
(brons), 1983
Orde van dienst
Voorbereiding
(de Ursulinnen worden
alleen bij heel bijzondere gelegenheden getoond!)
Stilte
Klokgelui
Voorganger: In de Naam van de
Vader en de Zoon en de Heilige Geest.
gemeente: AMEN
voorganger: Onze hulp is in de
Naam van de Heer.
gemeente: DIE
HEMEL EN AARDE GEMAAKT HEEFT.
voorganger: Die trouw houdt tot
in eeuwigheid
gemeente: EN
NIET LOSLAAT HET WERK VAN ZIJN HANDEN.
Gebed van toenadering: lied 220: 1
Introïtus
voorzang: antifoon
Allen herhalen de antifoon
Kyrie & Gloria
Wij roepen om mensen die niet gezien worden,
aan wie voorbij wordt gegaan
Wij roepen om mensen wanneer wij ons voor elkaar verstoppen
Wij roepen om mensen die zichzelf onzichtbaar maken,
Wij roepen tot U, omdat wij door U gezien zijn,
met de waarheid van de liefde.
Groot gloria
Dienst van het Woord
Groet
Zondagsgebed
God onze Vader, licht en leven, liefde en erbarmen,
U schept de levensadem, U schenkt de levensgeest,
Uw adem heeft ons aangeraakt en zie daar zijn wij.
Wij danken voor het wonder van hemel en aarde,
van kleur en geur, de wonderen van noem het maar op,
het wonder van mensen die samen zijn.
Schenk ons uw Geest , ook hier en nu,
zodat wij gewaar worden:
in het lied, onze ziel,
de pit van uw Woord,
in ons gebed: ons geloof en onze wereld vol wanhoop en hoop.
Door Jezus Christus onze Heer, die met U en de Geest leeft en regeert, nu en in
eeuwigheid.
Amen
Canon: 284 kindercantorij
& allen
Lezing uit het Oude Testament: Genesis 3: 4-13
4 ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. 5 ‘Integendeel, God
weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als
goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’
6 De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een
lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou
schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man,
die bij haar was, en ook hij at ervan. 7 Toen gingen hun beiden de ogen open en
merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en
maakten er lendenschorten van.
8 Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de
tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. 9 Maar God,
de HEER, riep de mens: ‘Waar ben je?’ 10 Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in
de tuin en werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me.’ 11 ‘Wie
heeft je verteld dat je naakt bent? Heb je soms gegeten van de boom waarvan ik
je verboden had te eten?’ 12 De mens antwoordde: ‘De vrouw die u hebt
gemaakt om mij terzijde te staan, heeft mij vruchten van de boom gegeven en toen
heb ik ervan gegeten.’ 13 ‘Waarom heb je dat gedaan?’ vroeg God, de HEER,
aan de vrouw. En zij antwoordde: ‘De slang heeft me misleid en toen heb ik
ervan gegeten.’
Graduale: psalm 8c
refrein: 1 voorzang, 2 allen
Epistellezing: Efeze 3: 14-21
14 Daarom buig ik mijn knieën voor de Vader, 15 die de vader is van elke
gemeenschap in de hemelsferen en op aarde. 16 Moge hij vanuit zijn rijke luister
uw innerlijke wezen kracht en sterkte schenken door zijn Geest, 17 zodat door uw
geloof Christus kan gaan wonen in uw hart, en u geworteld en gegrondvest blijft
in de liefde. 18 Dan zult u met alle heiligen de lengte en de breedte, de hoogte
en de diepte kunnen begrijpen, 19 ja de liefde van Christus kennen die alle
kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid.
20 Aan Hem die door de kracht die in ons werkt bij machte is oneindig veel meer
te doen dan wij vragen of denken, 21 aan Hem komt de eer toe, in de kerk en in
Christus Jezus, tot in alle generaties, tot in alle eeuwigheid. Amen.
Zondagslied: 'Gott ist nur Liebe' (Taize)
1. Instrumentaal
2. voorzang
3. allen (mf)
allen (f)
allen (P)
Allen gaan staan
Halleluja
Voorzang: Alleluia! Gods goedheid houdt ons staande zolang de wereld staat!
Houd dan de lofzang gaande voor God die leven laat. Alleluia!
Toonzetting Alleluia: Dieterich Buxtehude (1637-1707)
Evangelielezing: Lucas 19: 1-10
19:1 Jezus ging Jericho in en trok door de stad.
2 Er was daar een man die Zacheüs heette, een rijke hoofdtollenaar.
3 Hij wilde Jezus zien, om te weten te komen wat voor iemand het was, maar dat
lukte hem niet vanwege de menigte, want hij was klein van stuk. 4 Daarom liep
hij snel vooruit en klom in een vijgenboom om Jezus te kunnen zien wanneer hij
voorbijkwam.
5 Toen Jezus daar langskwam, keek hij naar boven en zei: ‘Zacheüs, kom vlug
naar beneden, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.’
6 Zacheüs kwam meteen naar beneden en ontving Jezus vol vreugde bij zich thuis.
7 Allen die dit zagen, zeiden morrend tegen elkaar: ‘Hij is het huis van een
zondig mens binnengegaan om onderdak te vinden voor de nacht.’ 8 Maar
Zacheüs was gaan staan en zei tegen de Heer: ‘Kijk, Heer, de helft van mijn
bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik
het viervoudig.’ 9 Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is dit huis redding ten
deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. 10 De Mensenzoon is
gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.’
Lied
513
Allen gaan zitten
Verkondiging
Gemeente van onze heer en broeder Jezus Christus,
Vragen te over, als mens. Waarom?
Waarom is de aarde geen paradijs, terwijl het toch een paradijs is? Waarom die
vervreemding tussen mensen, die angsten, terwijl we toch allemaal schepselen van
God zijn? Waarom geweld, dat alles kapot maakt tot in volgende generaties?
De eerste hoofdstukken in de Bijbel vertellen verhalen om daar een vinger achter
te krijgen: waarom deze volmaakte aarde vol levenskracht tot in elk wonderbaar
detail van sapstroom en bloedsomloop, de omloop van water naar damp en wolk en
regen, het instrumentarium of de kleuren of wat niet al, waar zelfs het kleinste
insect nog mee is uitgerust om precies dat te kunnen wat voor haar leven nodig
is, toch geen paradijs is.
De mens wil weten. Wij zijn te verleiden met onbekende verten, met een wereld om
ons heen die ons fascineert en uitdaagt om te begrijpen en te hanteren.
Verworven kennis, die altijd weer om meer vraagt, omdat weten vooral duidelijk
maakt, wat we dan nog weer níet weten. Wij denken over grenzen heen, wij kennen
verlangen naar anders, naar beter, naar vrede, wij verzinnen utopieën.
Wij hebben onze verbeelding en maken muziek en wij schrijven gedichten omdat we
zo vol zitten van vragen, gedachten, gevoelens die uitgedrukt willen worden. Het
leven ligt open voor ons en toch kan het voelen alsof er nog veel meer achter
verborgen ligt, dat ons ontgaat. Het gaat ons verstand te boven. Wij denken ons
transcendentie: dat wat ons overstijgt en wij zeggen: ‘God’.
Wij happen naar adem bij het mysterie van het leven, en wij zeggen amen.
Onze ogen zijn open gegaan, vertelt Genesis. Die vrucht die je kennis zal geven
van goed en kwaad, die opent de ogen. Het lijkt mij dat dat bij uitstek het
beeld is voor de mens die toeschouwer wordt. Het is het kijken geworden, dat
afstand schept. Tot jezelf, tot de ander. De mens valt niet met meer zichzelf
samen, maar kan zichzelf opeens bekijken met de ogen van een vreemde.
Zelfbewustzijn, zeggen we. En ziet dan ook de ander als principieel anders dan
zichzelf en de vervreemding is geboren. Dat is de prijs van het kennen van goed
en kwaad. Maar van nu af zijn wij dus mensen die kunnen kiezen, beslissen,
wikken en wegen tussen goed en kwaad, om te onderscheiden waar het op aan komt.
“Toen gingen hun beider ogen open en ze zagen dat ze naakt waren. Daarom regen
de vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van.” Volgens de
schrijver van Genesis is schaamte het eerste resultaat van ons kennen. Schaamte,
leerde ik, richt zich op jezelf. Schuld richt zich op de ander. Het begint met
schaamte en het begin van geheimen is geboren: ze bedekken zich met
vijgenbladeren. En als ’s avonds God op zijn avondwandeling aan komt kuieren,
verbergen ze zich ook voor Hem. Waar ben je? Mens, waar ben je? God en mens
raken zoek voor elkaar. Ik werd bang, zegt de mens. Angst doet zijn intrede.
En de kettingreactie van de schuld is begonnen: ze proberen zich in te dekken,
hun eigen aandeel toe te dekken met: de vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde
te staan, de slang heeft me misleid… van het een komt het ander.
Zacheüs zit in de vijgenboom. Hij zit verscholen, maar hij zit er vooral in om
uitzicht te hebben!
Daar heb je weer die nieuwsgierige mens, met zijn verlangen en zijn schaamte en
zijn angst.
Tollenaar, belastingontvanger van de Romeinen en zoals te doen gebruikelijk bij
dat beroep ook ontvanger voor zichzelf. Dat is weer die verleiding, waar Genesis
al van sprak. Zacheüs is een vervreemde van zijn eigen volk. Hij heeft macht en
geld verkregen, maar onvrij heeft het hem ook gemaakt, lijkt mij.
En dan word ik zo vrolijk! Zacheüs zit te kijk! Jezus ziet hem, deze
edelachtbare tollenaar als een schooljongen in de boom geklommen. En hoe
verrukkelijk direct is wat hij tegen hem zegt:
“Zacheüs, kom vlug naar beneden, ik moet vandaag in jouw huis zijn. Recht uit
het hart.
Recht in het hart.
Geen enkele oordeel; een uitgestoken hand, geen opgeheven vinger; de bevrijdende
liefde van Christus, die als een pijl dwars door de pantsering van geharnaste
vijgenbladeren heen schiet: kom vlug naar beneden. Ik moet in jouw huis zijn.
Vandaag. Jezus en Zacheüs wandelen samen naar huis- zie ze gaan!; zou het ook
daar een avondwandelingetje zijn?
De mens, Zacheüs, in zijn vaste rol van tollenaar, met zijn beelden over
zichzelf en de beelden die anderen van hem hebben. De rol, die je zelf vormt en
waar je je op een gegeven moment ook helemaal naar voegen gaat: dit ben ik dan.
Die gaat aan vrolijke flarden.
Zacheüs wordt opnieuw geboren. Hij komt meteen naar beneden, voor het oog van
heel die massa, en ontvangt Jezus vol vreugde bij zich thuis. Ook daar aan tafel
horen we van geen vermaning.
Het gebeurt vanzelf.
Zacheüs is weer naakt, en dat is geen beletsel meer, maar juist een verlossing.
Hij durft weer naar zichzelf te kijken. Hij verlost zich dan ook in één moeite
door van zijn schuld. De schaamte voorbij. Hij is weer volledig mens.
Dat is wat we in de doop ontvangen: God blijft ons zien in onze kern. Kijkt door
vijgenbladeren en alles wat wij in onze geschiedenis opdoen heen. Wij zijn
schepselen. Als een vader en moeder, als het goed is, van hun hartenbloed houden
uit het diepste van hun hart, hoeveel te meer dan God?
De God, van wie ik houd. Die ik als kind leerde kennen in de Bijbelverhalen,
gelezen aan tafel, dat begon met het waterdruppeltje in de oervloed, dat getuige
was van de schepping en land zag ontstaan en het licht en het groen zag komen en
de mens blij; in het witte kerkje in Bunnik, waar ik eerbied voelde, ontzag.
Een mevrouw die huilde – er werd gedoopt- en ik vroeg het bezorgd aan mijn
moeder; die mevrouw huilt snel zei ze. En nu weet ik: het is ontroering.
Daar ging iets open in mij, dat is altijd open blijven staan.
Een verlangen naar, maar ook een besef van een liefde die groter is dan wij voor
mogelijk houden, een ontferming, die mij en u ziet, -hoe hoog in de boom ook,
hoe weggestopt ook-,
En ik kan uitzien naar dat moment dat we in staat zullen zijn, om met Paulus te
spreken, om te vatten hoe groot de breedte en de lengte, en hoogte en diepte is
en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, en wij vervuld
worden van de volheid Gods.
In deze gemeente, in onze erediensten, in onze omgang met elkaar, heb ik dat
geproefd.
Hebben we dat geproefd en beleefd en bezongen.
Het was een zegen.
AMEN
Lied 225
Cantate 'Der Herr denket an uns' (BWV
196) - Johann Sebastian Bach
1. Sinfonia
2. Koor
Der Herr denket an uns und segnet uns.
Er segnet das Haus Israel, er segnet das Haus Aaron.
De Heer denkt aan ons en
zegent ons.
Hij zegent het huis Israël, hij zegent het huis Aäron.
3. Aria (Sopraan)
Er segnet,
die den Herrn fürchten, beide, Kleine und Grosse.
Hij zegent,
die de Heer vrezen, zowel kleinen als groten.
4. Duet (Tenor & Bas)
Der Herr segne euch je mehr und mehr,
euch
und eure Kinder.
Moge
de Heer jullie zegenen meer en meer,
jullie en jullie kinderen.
5.
Koor
lhr seid die Gesegneten des Herrn,
der Himmel und Erde
gemacht hat. Amen.
Jullie zijn de gezegenden van de Heer,
die hemel en aarde gemaakt heeft. Amen.
Psalm 115: 12-15
Dienst van gaven en gebeden
Afkondigingen
Collecte 1. Voor het
werk in de eigen gemeente;
2. Voor het ouderenwerk in de gemeente
Muziek tijdens de collecte: Allegro uit Fluitconcert in G (Op.4) –
Christoph Willibald von Gluck (1714-1787)
Woorden van afscheid
Voorbeden
Dankgebed
en Voorbede
Acclamatie:
O
Heer, bevestig ons bestaan, noem ons bij onze naam.
Tekst: Hanna Lam Melodie: Wim ter Burg (refrein LB 354)
Eeuwige
God, van alle tijden, van generatie op generatie, Nabije- Verre, Ongeziene, Een
en al liefde voor mensen, gezicht geworden voor ons in Jezus van Nazareth,
Wandel mee in ons leven, zoek ons op in de avondkoelte, ga mee met ons in de
hitte van de dag en de drukte van het leven en vraag ons steeds weer: Mens, waar
ben je? Ja, zoek ons op en leg de verbinding weer, als wij sprakeloos/verstomd
zijn.
Wees de zuivere stem van ons geweten, begeester ons, dat wij ons oordeel
opschorten en de ander zo maar willen ontmoeten, help ons in goed en kwaad en
bij alles daartussenin, alles wat menselijk is. Dat wij open en bloot durven
leven, de schaamte voorbij.
Zo bidden wij samen: O Heer, bevestig ons bestaan,
noem ons bij onze naam.
Wij
bidden om wat op de aarde omgaat: volkeren en machten verwikkeld in een
eindeloze strijd en op zoek naar het evenwicht dat wij maar niet bereiken.
Mensen in uitzichtloze omstandigheden, woedend of murw, die elke dag weer moeten
zien te overleven. Maar ook: hoe mensen elkaar helpen, voor elkaar opkomen,
opkomen voor de aarde en haar toekomst, nood lenigen.
Hoe mensen met elkaar feest vieren en het goed hebben.
Wij vragen om de geestkracht van de liefde en de vrede
Zo bidden wij samen: O
Heer, bevestig ons bestaan, noem ons bij onze naam.
Wij
bidden voor uw kerk over heel de wereld in haar talloze uitingsvormen.
Dat zij een plaats zal zijn, waar mensen bezield worden, vreugde vinden, troost
ontvangen, nieuwe vrijheid vinden, inspiratie opdoen om te hopen en daarnaar te
handelen.
Wij danken voor deze gemeente, waar wij deel van uitmaken.
Wij danken voor de eenheid in verscheidenheid, voor wat er is aan saamhorigheid,
voor de onderlinge ondersteuning en gebed danken wij; hoe wij elkaar kunnen
enthousiasmeren en bemoedigen. Wij danken voor collegialiteit en vertrouwen,
voor elke betrokken inzet. Voor zorgvuldigheid en aandacht. Waai ons open en
sterk ons vertrouwen voor nu en morgen.
Zo bidden wij samen:
O Heer, bevestig ons bestaan, noem ons bij onze
naam.
Voor
wat ons persoonlijk bezighoudt, bidden wij,
voor waar ons leven verstopt zit, dichtgeslibd is.
voor waar wij extra moed en liefde nodig hebben in onze relaties,
voor waar wij zorgen hebben of teleurstelling ons moe maakt,
waar onzekerheid of ziekte of gemis ons uit het lood slaan,
voor waar wij bouwen en plannen hebben, ideeën en vergezichten,
voor ons dagelijks leven bidden wij: wees ons nabij.
Zo bidden wij samen
… Stil gebed….
Onze
Vader, die in de hemelen zijt,
Uw Naam worde geheiligd, Uw rijk kome, Uw wil geschiede
gelijk in de hemel, alzo ook op aarde;
geef ons heden ons dagelijks brood; en vergeef ons onze schulden,
en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het kwade.
Allen
gaan staan en vormen een kring
Slotlied: 416
Tekst:
Jeremiah Rankin - 'God be with you till we meet again' Vertaling: Gert Landman Muziek:
Ralph Vaughan Wiliams - RANDOLPH
Zegen
gemeente:
Daarna
werd er koffie met allerlei heerlijks gegeten, waarna we teruggestuurd werden
naar de kerk:
De afscheidsredes van Izaäk, de lieve collega, de pastor pastorum, en ook
Catrien zei zo af en toe iets geestigs tussendoor.
Ze kreeg een bankje voor in de tuin, met een Luthers schildje erop.
Misschien komt er nog een stoel bij voor binnen, want je kunt niet altijd buiten
zitten...
Met
heerlijke hapjes, wijn en allerlei alcoholvrije dranken mondde het uit in een
gezellige receptie.
Om
vijf voor half drie werden we met zachte maar vastberaden hand de kerk uit
gewerkt: er moest een koor repeteren voor het concert van vier uur.
Catrien zei later dankbaar: Het was magnifiek!
Dat vonden we van haar ook.